135 En hoe bracht men dat alles naar het kampement terug? Had men niet, ofschoon de koelies waren weggeloopeneene goede gelegenheid, de kampong van nader bij te verkennen? Of, eindelijk, hadden onze troepen den vijand te licht geschat Wij moeten hierbij nog mededeelen, dat, zooals later uit de ver- hooreu van de hoofdmuiteliugen bleek, bij het gevecht in het ra vijntje, een paniek de Bandjareezen had aangegrepen, en de kolonne zoo goed als ongestraft de kampongs had kunnen binnen dringen en bezetten. Maar keeren wij tot ons verhaal terug. In den vroegen morgen van den volgenden dag (,£lsteu) stoudeu de troepen andermaal onder de wapens, om naar Bandjar op te rukken. Nu kwamen de koelies echter in het geheel niet; tot 8 uur werd gewacht en daar men van oordeel was, zonder koelies onmogelijk te kunnen uitrukken, betrokken de manschappen onverrichter zake het bivouac weder. Onverwijld werden nu de noodige tijdingen naar Java gezonden en van daar koelies gevraagd. Nog een enkel woord over die koelies. Het komt ons wel wat vreemd voor, waarom men niet kon ageeren tegen eene kampongdie slechts ruim drie paal van het kampement verwijderd was, zonder een sleep koelies mede te nemen. De manschappen kouden zoo noodig hunne ransels achterlaten op de schepen en hadden dan ge legenheid te over om hunne eigene vivres, kookgereedscbap en in- fanterie-munitie te dragen. Er schoot dan slechts de artillerie-munitie en de ambulance over; maar de weinige koelies, daarvoor benoodigd, konden toch waarschijnlijk wel te Teboenkoes gevonden worden, en indien dit zelfs het geval niet ware geweest, dan hadden de troepen ook dit moeten dragen, f Men beschuldige ons niet van te overdreven eischenmaar naar ons inzien moet men in gevallenals waarin de kolonne zich toen bevond, namelijk na het lijden van échec zoo spoedig mogelijk het toch altijd min of meer geschokt vertrouwen der troepen herstellen en den toeneinenden overmoed van den vijand knakken. Zij, die met de Indische krijgsgeschiedenis vertrouwd zijn, zullen ons moeten toegevendat wij hier geenszins het onmogelijke wenschen. Vijf dagen later (26sten) kwamen 500 koelies, meestal bannelingen, van Java te Teboenkoes aan; tevens was van die gelegenheid gebruik gemaakt, om een tweede artillerie-officier van Soerabaja te zenden. Nog werd evenwel niet tot een tweeden tocht overgegaan, daar p7U*-rT/hr-A~-* trjn *-*> f" 'VUX-v, OnA. "huTr> I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 142