144
2e Carré: de 2e, 4e en 5e kompagnie 14e bataillon en de marine-
landingsdivisie met hare artillerie, onder bevel van den
kapitein de Coenens.
3e Carré: het 11e bataillon met de daarbij ingedeelde artillerie en
ambulance, onder de bevelen van den majoor Bloem.
Wanneer de carrés gevormd waren, hadden de kommandanten
onbeperkte volmacht, om den vijand met geschut- en geweervuur zoo
veel mogelijk afbreuk toe te brengen.
De marsch werd daarop voortgezet in zuidelijke richting, droge
rijstvelden over, die hier terrasvormig opliepen en wier galangans
soms eene hoogte van een el bereiktenhetgeen niet weinig bijbracht
om de kolonne op te houden en te vermoeien. Men had dan ook reeds
bijna twee uur gemarcheerd, toen men zich nog een kwartier-uurs
gaans van Dentjarik bevond. Hier ontdekte men eene menigte lans-
spitsen, die op 150 passen voor het hoofd der kolonne boven
een holle weg uitstaken, welke weg beschermd werd door een heg
van trèba. Deze holle weg, of liever dit ravijntje, liep ten noorden
van Dentjarik in eene oostelijke richting, dus dwars over den weg,
dien de kolonne had genomen.
Bijna op hetzelfde oogenblik, dat men die eerste vijandelijke tee
kenen bespeurde, vernam men uit een klapperboschje, dat zich voor
waarts op de linkerflank der kolonne bevond, een woest, uitdagend
geschreeuw, dat van onze zijde beantwoord werd door eenige salvo's van
het peloton achterladers, waaraan zich spoedig het vuur van de voor
ste divisie en van de houwitsers paarde, toen de vijand zichtbaar werd.
Terwijl onder bescherming van dit vuur de carré's werden gefor
meerd, opende ook de vijand zijn vuur, waardoor de le luitenant
der infanterie J. de Nijs een schot in den buik bekwam, waaraan hij
5 dagen later overleed.
De expeditie-kommandant begreepdat nu het oogenblik was gekomen
om het geschokte zelfvertrouwen van het 14e bataillon weder te her
stellen; persoonlijk plaatste hij zich aan het hoofd van het voorste
carré, en rukte hiermede stormenderhand naar het ravijntje. Het
was een vast ineengedrongen menschenmassa, die daar in den hollen
weg afdaalde en zich op de weinige vijanden weirp, die den moed
hadden bezeten om te blijven stand houden; de meesten hadden
reeds de vlucht genomenvoor dat de troepen het ravijntje bereikt
hadden, en de overigen lieten hier bijna allen hun leven.
De muitelingen, die bij de nadering van de voorhoede gevlucht
waren, hadden intusschen het ravijntje verlaten en maakten, gedekt