147
kleinen, tot er eindelijk nog slechts met vier man in front gemar
cheerd kon worden. Hier, op het smalst van den weg, werd het
hoofd der kolonne plotseling door een hagelbui van groote, zware
steenen begroet; een oogenblik weifelde men; eene kleine verwarring
ontstond. Was het te verwonderen? Op een pad, ter nauwernood
2 el breed tusschen hooge muren loopende, en in eene vijandelijke
kampong, waarvan men de verdedigingsmiddelen niet kende, is zelfs
de moedigste min of meer huiverig.
Slechts een oogwenk duurde echter die verwarring. Bijna on
middellijk had de expeditie-kommandant den kapitein Hennequin
gelast, met de achterladers een zijpad in te slaan, van waar men
de onzichtbare vijanden in den flank zou kunnen bestoken. Het bevel
werd stipt ten uitvoer gelegd. Nog niet ver had het peloton dat pad
gevolgdof een lager gedeelte van de muur verschafte de gelegenheid
om den vijand te zien en door een krachtig snelvuur te verdrijven.
Het einde van Dentjarik was nu spoedig bereikt, en de kolonne
wendde zich thans zonder te rusten tegen Bandjar-di-atas. Weldra
was men tot deze kampong genaderden zij werd onverwijld binnenge
rukt. Op nieuw begon nu de strijd van erf tot erf, van muur tot
muur. De erven waren hier nog beter versterkt, de muren nog
dikker, de vijand verdedigde zich krachtiger; maar steeds drong de
kolonne voorwaarts, niets kon hare vaart stuiten.
Van tijd tot tijd sprongen eenige voorvechters van achter de muren
te voorschijn en wierpen zich op de troepen, die hem echter steeds
duur voor hun overmoed deden boeten. Zoo naderde men een vrij
breed gedeelte van den weg. waar men weder eene menigte lansen
boven een der voorwaarts gelegen muren zag uitstekenhier wilden
de muitelingen dus weder een krachtige poging in het werk stellen
om de kolonne tot staan te brengen. Men gaf hun echter niet lang
den tijd tot handelen, dadelijk werden de beide houwitsers voorge
bracht, en namen zij stelling. Ofschoon men zich slechts een dertig
passen van de muur bevond, waagde de kapitein van Zijll de Jong
het er met granaten op te vurenzij gingen echter gelukkig door
de muur heen, de eerste maakte daarbij een groot gat en deed da
delijk de lansen verdwijnenmaar nog was het tweede schot niet
gevallen, toen de artillerie als met steenen overstelpt werd. De
bediening laadde evenwel met de grootste kalmte door, en toen het
tweede schot weder een groot gat had gemaakt, zoodat de infanterie
thans den vijand kon zien en beschietenwaren de muitelingen zeer
spoedig tot den terugtocht gedwongen.