151 gerd, geheel gekleed, met de wapens aan hun zijde en besche nen door de rondom in de hoogte stijgende vlammen, terwijl de doodelijke stilte alleen werd afgebroken door het knetteren van de vlammen en het uiteenslaan der brandende bamboezen. Gedurende den nacht werden de troepen driemaal gealarmeerd door werkelijke of denkbeeldige vijanden; later vernam men, dat Ida Madeh Rahi nog beproefd had de kolonne te overvallen. Door de inneming van Bandjar was niet alleen aan de muitelingen een gevoelige nederlaag toegebracht; maar dientengevolge ontbond zich de aanhang van Ida Madeh Rahi weldra, daar hun vertrou wen op dien Brahmaan ten eenenmale verdwenen was. Tevens had men de bewoners van de omliggende streken ontzag ingeboezemd, en voorkomen, dat zij zich bij de opstandelingen aansloten, hetgeen ongetwijfeld geschied zou zijn wanneer men de muitende kampongs niet had kunnen vermeesteren. Nadat de kolonne eenige dagen te Bandjar had gebivakkeerdont ving men de zekere tijdiug, dat de aanhang van Ida Madeh Rahi geheel verloopen en hij zelf met de andere hoofdopstandelingen voort vluchtig was. De troepen keerden daarom weder naar Teboenkoes terug. Reeds den vierden dag na de inneming van de vijandelijke stel ling kwamen een 200 Balineezen, die aan den opstand hadden deelgenomenvergiffenis vragen en zich onderwerpen. De vergiffenis werd hun verleend, onder voorwaarde evenwel, dat zij den eed van trouw aan het Nederlandsche gouvernement zouden zweren, waar in zij gereedelijk toestemden. Deze handeling maakte een gunstigen indruk op de overige oproerigendie van toen af aan eiken dag in grooten getale zich kwamen onderwerpen, en spoedig de verlaten kampongs weder bevolkten. Ofschoon ook andere dessa's aan het verzet hadden deelgenomen, werden zij niet gestraft, omdat de bevolking zoo spoedig in ouder- werpiug was gekomen en men thans met gematigdheid meer kon uitwerken,- dan gestrengheid had kunnen doen. De resident van Banjoewangiegekommitteerde voor Bali en Lom bok had, onmiddellijk nadat de tijding ontvangen was dat de hoofden van den opstand voortvluchtig warenmaatregelen getroffen om hen te doen gevangen nemen. Hij droeg daartoe aan den con troleur Schalk op, de vorsten der naburige rijkjes Mengoei, Tabanow, Klonkong en Eianjarhunne verplichtingen in deze dui delijk onder het oog te brengen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 158