176
geslaagd zijn de onvermijdelijke uitkomst te verschuiven, maar
zonder hulp van huiten zou men ze niet hebben belet.
Zoo de aanzienlijke dracht der nieuwe vuurwapenen in staat stelt
de forten verder vooruit te brengen en de oppervlakte vergroot, die
hunne vuren beheerschen, veroorlooft zij daarentegen ook den aan
valler eene meer uitgestrekte insluiting dan vroeger. Men kan zich
moeilijk rekenschap geven van de middelen, die de vijand gebezigd
zoude hebben om met de dracht der oude wapenen de volkomene
insluiting van Parijs te handhaven, die slechts mooglijk is gemaakt
door de jongste vorderingen in de wapening. Men moet evenwel aan
de nieuwe artillerie geen overdreven invloed op den uitslag der gebeur
tenissen toeschrijven. Integendeel, het beleg van Parijs heeft hare
onmacht aangetoond tegen flink aangelegde en krachtig verdedigde
werken. Het bresschieten op groote afstanden, waarop de Duitschers
volstrekt schenen te rekenen, bood hun te Issy en te Vanves ge
legenheid aan onder exceptioneel gunstige voorwaardenzij zijn er
niet in geslaagd, ten minste 'niet zoo als zij gehoopt hadden, en
wij zeiven zijn niet gelukkiger geweest tegen de Commune. Het is
een zeer langzaam werkend middel, dat, wel verre van den duur
van een aanval te verkortenhem eerder schijnt te verlengen, en,
bij slot van rekening, aan betreurenswaarde misrekeningen bloot
sluit. Wij hebben reeds gezegd dat het fort Issy ten minste even
veel geleden had door het werpen met bommen als door de recht
streeks afgeschotene zware projectielen. Dit nieuwe bresschieten
verplicht ons echter in zekere gedeelten den bouw onzer forten te
wijzigen. De kazematten, die de verdedigers moeten beschutten!
zijn niet meer veilig voor de rechtstreeksche schoten van den vijand
men heeft ze in alle ernstig aangevallene forten met zandzakken
ondoordringbaar voor de kogels moeten maken. Deze arbeid is
moeilijk te volvoeren in het laatste oogenblik en moet gereed wezen
vóór het gevecht, maar in allen gevalle kan hij niet geheel doel-
treflen, en het is verkieslijk in al onze forten de tegenwoordig be
staande inrichting der overwelfde verblijven geheel en afdoende te
veranderen."
De generaal Vinoy verdrijft ook alles zins begoocheling omtrent de
uitvallenwaarvan de clubs ieders ooren deden suizen. Hij licht
ons in naar hetgeen hij met eigen oogen gezien heeft van de mili
taire verdiensten van lieden, die den vijand nog minder ongaarne
buiten dan binnen Parijs zag.
//Al die redenaars van de spreekgestoelten en al die straatschreeu-