201 De nederlagen van het Eranschc leger mogen reeds dóórom alleen als een voorbeeld voor alle natiën strekken, omdat zij waarschuwin gen bevatten van eene onzichtbare macht, die den volkeren en hunnen machthebbenden toeroept«Bereidt u voorzoo lang u den tijd daartoe wordt gegevenwerkt en stelt den arbeid niet uit tot den dag van morgenopdat een smartelijk te laat, niet eenmaal van plichtverzuim en landverraad getuige. En toch schijnt het, dat het hooren van deze onheilspellende woorden door enkele natiën moest te verkiezen zijn boven het voort slepen van een door overmaat van voorspoed of door andere omstan digheden ontzenuwd bestaanomdat meermalen alléén middels tegen spoeden en rampen dwalende regeerings-mannen tot gezonde begrippen omtrent roeping en plichten kunnen geraken, en verbetering van zieke lijke toestanden van natiën-zelven mogelijk is. Zware beproevingen schijnen soms de onmisbare loutering om tot inkeer, berouw en verbetering te komen en eene wedergeboorte, eene herschepping ten goede te gemoet te gaan. Iedere ziekte, iedere dwaling, ieder wanbegrip, heeft oorzaken; zoo ook de nederlagen van het Bransche leger in den oorlog van 1870. Die oorzaken zijn van politieleen en militairen aard, enhetEran- sche leger-zelf heeft daartoe het zijne bijgedragen. Rechtstreeks was het wel niet medeplichtig aan de rampendie de Fransche natie troffen, maar wel kan men het verwijten, dat het geen weerstand heeft kunnen bieden aan de verleiding van vleijerijen en belooningen van onwettige regeeringen, die het medesleepten in het ongeluk, dat de natie sedert jaren boven het hoofd hing. Wanneer derhalve over de demoralisatie van het Eransche leger wordt gesproken, wanneer verslapping van den goeden geest bij dat leger merkbaar was, dan moet het bestaan daarvan niet alleen ge durende den oorlog van 1870 geconstateerd worden, maar zelfs vele jaren vóór dien ongelukkigen krijg. Het kwam aan het licht door den naijver, die tusschen Bazaine en Erossard bij Spicheren bleek te bestaandoor de handeling van den generaal Ducrot, die de door den generaal Abel Douay bij Weissenburg gevraagde hulp weigerde; toen de generaal de Eailly in plaats van den Maarschalk Mac Mahon bij Worth ter hulpe te snellenmeer op eigen behoud bedacht wasdoor de weigering van den Minister van Oorlog, generaal Cousin de Montaulan (Pa- likao), om den generaal Trochu als bevelhebber van Parijs te erken-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 208