205 Terwijl de voornaamste hunner en de meest geachte generaals in de gevangenis werden geworpen, vielen aan allen, die aan dit hoog verraad medeplichtig waren, ruime belooningen ten deel. Zijn deze aangehaalde feiten voldoende, of zijn er nog meer noodig, om aan te toonendat het Eransche leger meermalen veil was, dat het zich tot een politiek wapen liet gebruiken, en zijne schoone roeping verloochende? Wanneer een land binnen een 40-tal jaren vier a vijf vormen van bestuur en drie stamhuizen heeft gekend en uit partijen bestaat, die allen hunne wenschfen en teleurstellingen hebben en het leger, tot het omverwerpen of ten zetel plaatsen van een bestuur of stamhuis, bij herhaling zijn krachtigen arm geleend heeft, dan is op den trouw van zulk een leger niet onvoorwaardelijk te rekenen. Zoo wordt het duidelijk, dat de keizerin voor de populariteit van Trochu beducht was, en Bazaine'de hoop koesterde, zich, met behnlp van zijn leger, van het Dictatorschap over Frankrijk meester te makendan zijn ook de menigvuldige desertiën en het geringe besef van het woord van eer, waarvan wij hier boven spraken, verklaarbaar. In een leger, waar meineed het middel geworden was, om beloo ningen en rangen te erlangenmistte de krijgstucht noodwendig haren grondslag, wijl zij toch, meer dan in voorschriften en straf bepalingen, steunt op de achting, die de mindere den meerdere toe draagt. En in stede nu de door den coup d'détat geschokte krijgstucht van lieverlede te herstellen, werden er onder het tweede keizerrijk maatregelen getroffen, die haar al meer en meer verzwakten. Bij het Eransche leger heerschte //nepotisme" in eene zóó hooge mate, dat de bevorderingen, behalve bij anciënniteit en bij keuze, ook, zoo als men zeide, door //le tour du gendre" mogelijk waren. In het huis des keizers, in den senaat, in het leger (o. a. de kei zerlijke garde en de van twijfelachtig nut zijnde vijf groote militaire kommandementen), werden voor gunstelingen betrekkingen gecrëeerd en zij met de daaraan verbondene ontzaggelijke inkomsten begiftigd. Bij het toekennen van het Legioen van Eer werd met eene kwistige hand te werk gegaan en een regel gevolgd, die, minsten zonderling mogt heeten. Niet aan de verdienstelijksten van het leger viel deze keizerlijke on derscheiding ten deel, maar meermalen aan hen, die bij gelegenheid eener inspektie of revue tot de oudsten van hun korps behoorden, en er nog niet mede versierd waren; zoodat dit eereteeken allengs

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 212