208 Het Pransche leger heeft in 1870 van deze kortzichtigheid, wer keloosheid en kleingeestigheid de wrangste vruchten moeten plukken toen op het slagveld, de bevelhebbers, ondanks hunne veeljarige krijgservaring, door hunne onbekwaamheid het onderspit dolven of den verfoeilijksten naijver aan den dag legden. Tot dien toestand, welke de zedelijke en geestelijke ontwikkeling weerstreefdedroegen niet weinig bij de proclamatiën en legerorders, welkebij elke gelegenheid werden uitgevaardigden de verdiensten van het leger hoog opvijzelden, ja, het onoverwinnelijke verklaarden Wanneer de bevelhebbers, daarin door het Hoofd van den staat voorgegaan, onophoudelijk dergelijke getuigenissen aflegden, wat wonder, dat het leger die groote inbeelding van zich zelf verkreeg, het //chauvinisme" welig voortwoekerde, en men zich waande nimmer verslagen, maar altijd verraden te zijn. Wee hem, die uit plichtbesef den moed had, dat leger uit dien droom, waarin het zich verlustigde, wakker te schudden en het uit zijn zedelijk verval trachtte op te heffenhem wachtten de grie- vendste teleurstellingen. Zulks ondervonden niet alleen de generaal Trochu en de kolonel Stoffel, maar ook anderen. De generaal Trochu werd, toen hij in 1866 als lid zitting had in de commissie ter beoordeeling van het ontwerp der legerwet van den minister Randon en voor de algemeene dienstplichtigheid ijverde, door de overige leden dier commissie uitgelachen; zijn werk «L'armée //franpaise en 1867 //une mauvaise action" genoemd; en hij zelf viel in ongenade bij den keizer. Op de belangrijkste rapporten van den kolonel Stoffel werd aan- geteekend //exagération"hij werd niet geloofd, toen hij aan den keizerlijken disch in de Tuilerien, de aandacht der hooge militaire autoriteiten op de macht der Pruisen vestigende, hen waarschuwde, voor deze mogendheid op hunne hoede te zijn. Den officieren van den generalen staf, werden, zoo dikwerf zij hunne kennis ten dienste van het leger wenschten openbaar te maken, al lerlei moeielijkheden in den weg gelegd. En toen anderen eene studie over de manoeuvres bij Stuttgart en Frankfort in 1869, aan de beoordeeling van een hooggeplaatst officier onderwierpen, zeide deze: //ces officiers sont trop inferieurs pour juger sainement. Dit alles was zeker het middel niet, om den mindere eerbied voor den meerdere in te boezemenhetgeen toch alléén te verkrijgen is door het vertrouwen van den een in de meerdere verdiensten en de meer dere geestelijke en zedelijke ontwikkeling van den ander op te wekken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 215