210 gestrengheid werd te werk gegaandat het bij de oefeningen aan de noodige ernst ontbrakdat op de dienstovertredingenmaar vooral op de weinige stilte in het gelid niet genoeg acht gegeven werd; datmaar dit zij genoeg, om aan te toonen, dat alles scheen sa men te loopen om de tucht bij het leger te verzwakken en elke poging om haar te versterken, te weerstreven. Brengt men dit alles met elkander in verband, dan ligt het voor de hand, dat van het gezag van den meerdere over den mindere, dat in het garnizoen reeds ondermijnd was, tegenover den vijand nood wendig niets meer was overgebleven dan de schijn. Daarin ligt de oorzaak van die schandelijke tooneelen van tuchteloosheidwaarvan wij in onze inleiding gewaagden. Wij, wijzen er overigens op, het zou ons te ver voeren hierover uit te wijden dat de krijgstochten in Algerië niet uitsluitend in moreelen zin maar ook in andere opzichten van een nadeelingen invloed op het leger geweest zijn. Wij zullen thans met eene enkele opmerking onze beschouwing eindigen. Yoorzeker mag het verwondering baren, dat een leger als het Eransche, hetwelk in deze eeuw met afwisselende kansen bijna on afgebroken oorlog gevoerd heeft, zoo weinig leering uit zijne krijgs geschiedenis heeft getrokkenuit eene geschiedeniswaarin toch met duidelijke letters als eene wiskundige waarheid geschreven staat dat niet in de sterkte, maar alleen in de tucht de kracht van een leger gelegen is; dat zonder wetenschapkrijg «ervaring al zeer weinig vermag dat ervaring, aan wetenschap gepaard, niet de deugdzaamheid van een leger uitmaakt, zoolang hieraan nog tucht ontbreekt; dat zonder krijgstucht, de meerdere sterkte eens legers, zelfs bij eene overwinning, slechts tot grootere verliezen leidt. En het Eransche leger heeft die waarheid ondervonden toen het, vertrouwende op de door den Minister van oorlog aan den keizer bekendgemaakte sterktecijfers en trotsch op zijne ervaring en zijnen roem, een worstelstrijd begon met een leger, waarbij de jaren des vredes aan oefeningen en studie werden gewijd en "de handhaving van de krijgstucht" als een heilig gebod geldt. K. E. Nov. 72.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 217