222
held en fijnheid van gedachte ieder weet te waardeeren, zal ik tevens
gezegd liebben, dat, zoo deze cursus kritiek verdient, de schuld
daarvan niet ligt aan hem die er mede belast is. Zijne lessen zijn
allen meesterstukken maar de school van Saint-Cyr is eene bijzondere
school, en de leerlingen hebben er ongelukkigerwijs geen tijd ge
noeg om zich op te houden met Homerus of Alfred de Musset.
Een cursus over militaire letterkunde zou meer gewenscht zijn, ik
zeg niet door hen (want de cadetten vereeren hem even diep als zijn
toch zoo geheel van hen verschillend gehoor der sorbonne), maar
voor het leger. Men heeft ook vroeger de vervanging van dezen
te algemeenen cursus door een1 meer bijzonderen beproefdmaar de
vervanging heeft een gelijk lot gehad als alle pogingen van dezen
aard: men heeft aan die militaire letterkunde een1 geur van pedantisme
gevonden, zij heeft de leerlingen verveelden de dapperste generaals
gewoon voor geen enkel gevaar terug te deinsen, schrikten gewoon
lijk, als zij geroepen werden de school te besturen, voor dat gevaar
terug! De tegenwoordige cursus verveelt de heeren cadetten niet,
verre van daar! zij vinden hem heerlijk zij maken er zich wekelijks
een feest van, en het is waarlijk zeer jammer, dat het edel en tref
fende woord van een man van talent door de omstandigheden en
het programma niet meer waarde heeft dan om te dienen tot ver
strooiing.
De Jezuieten brengen dan ook lange maanden door met hunne
leerlingen door dergelijke examens voor dezen krijg te harden; het
is "de Heine oorlog11 om hen voor te bereiden voor den grooten
veldslag; het is als eene dagelijksche repetitie van het tooneelstuk
in één woord, het is het stelsel van publieke verlakkerij tot zijn
hoogsten graad van volmaking opgevoerd.
Zoo de adspirant van Saint-Cyr zelden gevonden werd onder de
leergierigen, ligt de schuld hiervan in het programma der examens?
In het geheel niet. Vóór een tiental jaren is dit programma geheel
gewijzigd geworden; er is eene commissie van reorganisatie gevormd
geworden onder het voorzitterschap van den oorlogsminister zelveueen
ondercomité, waarin de generaal Trochu en de minister van openbaar
onderwijs Duruy naast elkander prijkten, is belast geweest met het
uitwerken voor de school van een nieuw studieplan, en bij deze her
vorming werd het programma der toelatings-exameus omgewerkt en
verbeterd; op zich zelf beschouwd, is het zeer voldoende en de eischen
omtrent algemeen onderricht, die het stelt, zijn wel geschikt om
ernstige gemoederen te verleiden. Maar de stroom des tijds was