238 bepalen tot een slaafsch navolgen, aan dat denkbeeld alles vragen, wat het in staat is te geven, en wij moeten het te meer, omdat onze deinokratische zeden en de buigzaamheid van ons karakter er zich gemakkelijker toe leenen dan elders. Op grond van deze bedenkingen gelooven wijdat het mogelijk is, ja, dat het zelfs goed zal zijn later de vrijwilligers te missen. Ook daarom verlangen wij de opheffing van de militaire scholen, waar de eerste de besteom zoo te zeggenvan den burgerschool overgaat tot de epauletzonder anderen waarborg dan examens, waarin het geheugen de grootste rol speelt, en zouder dat hij zelf er aan denkt, of hij al dan niet de geschiktheid heeft voor eene geheele krijgsmansloopbaan. Wat wij voorstellen, zal misschien zeer stout en zelfs aanmatigend schijnen. Toch volharden wijzonder met een enkelen peunetrek al de bijzonderheden van zulk eene gewichtige hervorming te willen regelen, in ons denkbeeld wij gelooven vastdat het in de logica der dineen lisrt, en dat men er eens toe zal komen. Intusschen is het O O 7 zeker, dat de school van Saint-Cyr niet lang van hare oude over leveringen kan leven, en dat hare aanvulling, het onderricht, dat men er geeft, en haar inwendig bestuur volstrekt moeten gewijzigd worden. Zoo binnen eenige jaren een officier, wie ook, door te werken eene kennis van het vak opdoet, even uitgebreid als een kweekeliug, die deze inrichting verlaat, zien wij niet in, waarom deze laatste zoude behouden worden. De verdienste van eene mooie houding onder de wapenen en van juist defileeren kunnen daarvoor niet toereikende worden geacht. 16 Januari, 1873. Fr.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 245