240 delen tot vorming der leerlingen belangrijk worden uitgebreid. Hoe is het daarmede thans gesteld Het nieuwe reglement voor de Militaire school te Meester-Cornelis (alg. order no. 109 van 1872) geeft ons daarop eenigszins antwoord. De opleiding der aanstaande kavallerie-officieren zal voortaan mede daar plaats hebben. De leerlingen worden, instede van in vier halfjaarlijksche klassen, verdeeld in drie studiejaren; de tijd van opleiding wordt dus met een jaar verlengd. Dit zijn de voornaamste wijzigingen van het vroeger reglement- De militaire vorming is (art. 15) meer op den voorgrond gesteld, verscheidene artikelen zijn, als uitvloeisel van evenbedoelde wijzigin gen mede veranderd moeten worden. Overigens is alles hetzelfde gebleven. Ook het aantal onderwijzers, dat zelfs eigenlijk nog eenige vermindering heeft ondergaanzoowel door de plaatsing van kaval- lerie-élèvesals door de, bij de nieuwe organisatie van het korps kwartiermeesters, gemaakte bepaling dat de luitenant-kwartiermeester bij de school tevens secretaris is van den raad van administratie der militaire- en geweermakersschool. Men heeft slechts een infanterie- luitenant door een kavallerie officier vervangen. De organisatie van het onderwijzend personeel is dus nu 1 kapitein of majoor, directeur, en 6 luitenants, waarvan één van de kavallerie, één van de artiilerie, en één van de militaire administratie. Het is vooral die organisatie, welke wij thans willen bespreken. Wij kunnen wel gissen, welke de redenen zijn geweest, die er toe hebben geleid, om niet dadelijk, met de zwaardere examenpro gramma's, tevens uitbreiding van personeel voor te stellen. Vooreerst is thans het aantal leerlingen lang niet compleet; het bedraagt, zoo wij wel zijn ingelicht, een 40-tal minder dan de formatie der school aangeefthet personeelandersbij de meer vereischte lessen on voldoende, kon dus nu wellicht nog toereikend zijn. Bovendien werden de élèves voortaan, in plaats van in vier, slechts in drie afdeelingen verdeeld; er zouden dus gelijktijdig minder lessen gege ven wordenalleen zou elke klasse wat sterker zijn. Eindelijk zal ook hier de overal in den Indisehen militairen dienst door gedrongen eisch van zuinigheid zich hebben doen gevoelen, en heeft men met een voorstel tot vermeerdering van personeel en dus van uitgaaf hebben willen wachten tot dat overtuigend gebleken zal zijn, dat het tegenwoordig aantal onderwijzers bepaaldelijk ontoereikend moet ge noemd worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 247