241 Men kan die beweegredenen billijken, al stemt men er niet geheel mede in. Wij althans hebben de overtuiging, dat, nu zóóveel meer en zóóveel degelijker studie van de élèves gevorderd moet worden, en dientengevolge ook. de instructeurs meer tijd van voorbereiding voor hunne lessen nood.ig hebbenhet aantal instructeurs bepaaldelijk onvoldoende is, en dit een nadeeligen invloed moet uitoefenen op het te geven onderwijs. Er zal voortaan les moeten worden gegeven in: de Nederlandsche, de laag-Maleische en de Eransche taal; geschiedenis en aardrijkskunde (met inbegrip der land- en volken kunde en de staatsinrichting van Ned. Tndië); rekenkunst, stelkunst, meetkunst, beschrijvende meetkunst, drie hoeksmeting en werkdadige meetkunst reglementen en militaire wetten artillerie-wetenschap en wapenleer; velddienst en tactiek; versterkingskunst, en teekenen en bovendien, voor de élèves der militaire administratie, administrative reglementen en verordeningen boekhouden technologie en warenkennis, en staathuishoudkunde en statistiek. Een 20-tal vakken dus; strikt genomen nog meer, omdat b. v. reglementenvelddienst enz. voor infanterie en kavallerie niet de zelfde zijn. Kan dit alles door een zestal officieren worden' onderwezen, die bovendien inweudigen dienst hejpben te verrichtende eigen oefeningen der élèves moeten bijwonen enz., vooral, zoolang voor vele vakken nog geene geschikte leerboeken bestaan? Wij zeggen een zestal, want de Directeur zal onmogelijk persoonlijk veel onderwijs kunnen geven en bovendien is, zooals gezegd, de luitenant-kwartiermeester ook nog met andere functiën dan alleen met die van instructeur belast. Niemand, die eenige ondervinding heeft van de bezwaren, aan het geven van onderwijs verbondenzal de door ons gestelde vraag bevestigend kunnen beantwoorden. Om goed onderwijs te geven, is het toch noodig, dat de onderwijzer zelf doorkneed is in zijn vak; dat hij daarover de bestaande literatuur kent. Hij moet tijd, en veel tijd hebben om daarin te studeeren. Geschiedt dit thans? We laten natuurlijk de persoonlijkheid der- li

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 248