269 uit den troep geëmployeerd, wat met hunne bestemming strijdt. De kompagniën tellen daardoor feitelijk een paar geoefende manschap pen minder. De formatie der kompagniën, zooals wij die zouden verlangen, steunt op deze gronden Per kompagnie vier luitenants, om elke sectie één te kunnen geven, waardoor, ook bij oorlog met Inlandsche vijanden, eene sectie zelfstandiger kan optredenen een peloton ook steeds met twee officieren (een le en een 2e luitenant) kan uitrukken. In liet garnizoen is de vermeerdering van het aantal luitenants zeer noodig, o. a. in het belang van het onderwijs bij den troep en de opleiding van het kader, twee nauw aan elkander verbonden zaken, die wel eenige verbetering vereischen. De vermeerdering van het kader per kompagnie zal door ieder noodig gevonden worden, die van nabij met den troep bekend is. Wij hebben hier geen onderscheid gemaakt tusschen dén landaard, omdat hijdie een graad bekleedtook volkomen daarvoor geschikt moet zijn, afgescheiden van zijne gelaatskleur. Wanneer men nagaat, hoe weinig gezag over het algemeen de inlandsche sergeanten en kor poraals over de manschappen weten uit te oefenen, en hoe zij dik wijls ten aanzien van geldleenengoedverkoopen enz.met dezen knoeien, dan zou in abstracto wellicht de wensch 'niet ongepast zijn, bij alle kompagniën geheel of nagenoeg geheel Europeesch kader te hebben. Twee bezwaren verzetten zich echter hiertegen: vooreerst, dat er voor zooveel Europeesch kader wellicht geen stof zou zijn, en, ten tweede, dat daarmede de emulatie onder de inlandsche soldaten zou worden uitgedoofd. Men zal er dus wel toe verplicht zijnde sergeanten en korporaals bij de niet Europeesche kompagniën voor de helft uit Europeanen te doen bestaan. Tot fouriers zou men daarentegen zeer goed inlanders kunnen nemen, wanneer deze het examen voor dien graad behoorlijk afleggen. Dat, bij eene sterkte als de hier bedoelde, twee fouriers per kompagnie noodig zijn, is duidelijk. De sergeant-majoor moet zich weinig met schrijfwerk te bemoeien hebbenmaar hoofdzakelijk zorgen voor den goeden gang van den inwendigen dienst der kompagnie. Bij de vier tamboers en hoornblazers rekenen wij een élève, om steeds voor elke sectie één tamboer beschikbaar te hebben. Eindelijk namen wij 1/3 gedeelte der manschappen als infanteristen le klasseom ook voor hendie niet bij' machte zijn om een graad te behalen, een prikkel voor goeden dienst en goed gedrag te behouden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 276