273 De vermeerdering der infanterie te velde met het straks genoemde cijfer van 832 man achten wij zeer noodig, en, naar wij gelooven, de meeste officieren met ons. Ons Indische leger is wel een uiterst minimam voor de bestrijding van een Europeeschen vijand, en wanneer de gelegenheid bestaat omzonder verhooging van het budget, dat leger eenigszins te versterken, dan mag men, naar onze meeniug, die gelegenheid niet ongebruikt laten voorbijgaan. Mochten de autoriteiten, aan wie de beslissing ten deze toekomt, er echter anders over oordeelen en meenen, dat de tegenwoordige sterkte onzer Infanterie voldoende is en van eene uitbreiding dus geene sprake mag zijn, dan zou men in 't geheel, bij aanneming onzer reorganisatie-grondslagenbehalve de reeds genoemde vier ton nen gouds, nog het officierskorps van één bataljon (1 hoofdofficier, 5 kapiteins, 16 luitenants) uitsparen, en zou de bezuiniging in totaal tot bijna vijf tonnen gouds kunnen stijgen, waarmede verschillende behoeften van ons leger vervuld zouden kunnen worden. Wij herhalen hier, wat wij reeds boven hebben gezegdwij kunnen, uit onbekendheid met officieële cijfers, en ook met plaatselijke toe standen enz. geen reorganisatie-project leveren voor de Infanterie; we gaven slechts enkele denkbeelden, die wellicht de overweging waardig zijn. Die denkbeelden zijn ook niet allen de onzesommige daarvan zijn reeds vroeger in brochures en dagbladen besproken of aangegeven. Wij hebben getracht, het goede aan te nemen dat wij elders vondenons doel was nietmet nieuwe denkbeelden voor den dag te komen, maar om, door bespreking der zaak, nut te stichten. Men zal ons tegenwerpen dat, zoo al in de toekomst verbetering der promotiekans bij het door ons voorgestelde niet kan uitblijven, voor het oogenblik de promotie juist stil zou staan, door het over compleet raken van 2 hoofdofficieren en 28 kapiteins. Dit is in derdaad een bezwaar, maar wij zien geen kans om op andere wijze tot een op den duur beteren toestand te geraken. Die 28 kapiteins zullen inderdaad de promotie der oudste luitenants een klein jaar vertragen. Indien dezen echter de zekerheid hebben, die vertraging weder in de hoogere rangen ruim te kunnen inhalenis dit bezwaar niet zoo overwegendbovendien zou men het bezwaar gedeeltelijk kunnen opheffen, door aan alle gewestelijke militaire kommandanten kapiteins, chef van den staf, toe te voegen, wat inderdaad geen overdreven weelde zou zijn, of door peusioneeringentot oprui ming van een tijdelijk overcompleet, van de minder geschikten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 280