281 onthoudende, hoofdzakelijk slechts de aandacht vestigen op de ge raadpleegde bescheiden en de daarin voorkomende mededeelingen. Het doel, hetwelk de schrijver zelf zich in zijn werk gesteld heeft, is, door eene moedige en onverbloemde beschrijving van den toestand dien hij zelf heeft bijgewoondde oogen te openen van hen, aan wie thans het bestuur in Frankrijk is toevertrouwd, en hen in staat te stellen, het Fransehe leger uit ziju verval op te heffen, opdat het zoo noodig later bewijzen kunne, dat de les wèl hard, maar niet vruchteloos is geweest. //Vooral twee omstandigheden zegt E. J. hebben de alge- meeue aandacht getrokken. De eerste betreft het gebrek aan cen tralisatie vau alles wat den dienst van den Generalen Staf aangaatten gevolge waarvan geene samenwerking bestond in de verschillende afdee- lingen van het hoofdbureau, en de opgeroepen manschappen op de gril ligste wijze naar hunne bestemmingen werden gezonden. (De nieuwe organisatie van Juni 1871 heeft hierin voor den vervolge voorzien.) Het tweede gebrek, dat echter niet zoo spoedig zal verholpen worden, is: de overdreven centralisatie in de wijze van rekruteering en aanvulling der troepen. Daardoor kan zich b. v. het geval voor doen, dat een man, die uit de reserve in noord-oostelijk Frankrijk wordt opgeroepen, zich eerst naar zijn dépot, hetwelk in het zuid westelijk deel des lands in garnizoen kan zijnmoet begeven, en na aldaar gemonsterd, gekleed en uitgerust te zijn, zich bij zijne kom- pagnie moet voegen, die zich in Afrika, aan de grenzen der Sahara kan bevindenom vervolgens wellicht met het regiment, waartoe deze kompagnie behoort, naar de plaats zijner inwoning in Frankrijk terug te keeren, na geheel Frankrijk en een deel van Afrika te hebben doorkruist. Hierbij kwam, dat de Maarschalk Le Boeuf, die zegt E. J. niet op zoo'n kleinigheid zag en den Keizer beloofd had on verwijld troepen naar de grenzen te zenden, order gegeven had, dat de reserven later zouden volgen, en niet, zoo als von Moltke voor de Duitsche troepen, zorg gedragen had dat de korpsen met volledige kaders uitrukten. Terwijl alzoo de jeugdige soldaten Frankrijk in alle richtingen doorkruisten om zich bij hunne korpsen te vervoegen, waren die korpsen reeds onvoltallig ten strijde opgerukten konden deze eerst later, door nu en dan, van links en rechts komende soldaten, waarvan vele de exercitien geheel verleerd waren, ja de meesten nog nim mer hun geweer hadden gezien, aangevuld worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 288