21 verneur der Molukken naar den Vorst of Makoilé, die zich te Toson- toekoe bevond, over te brengen Soleijinan kreeg verder last om Tampirah op te nemen, aldaar hout voor een tijdelijk kampement te verzamelen en alsdan persoonlijk verslag van zijne bevinding te komen doenop dienzelfden dag werd een Prins van Ternate afgezonden, om de komst van den radja van Tomboekoe met hulptroepen en prauwen te bespoedigen. De Tampirah-rivier werd door de marine opgenomen en de diepte voldoende bevonden: de weinige breedte en de scherpe bochten echter maakten het opstoomen van een eenigszins lang schip ondoenlijk. Gedurende dien tijd werden de vivres en andere benoodigdheden in éénmans-vrachten afgepakt, de hangmatten tot brancards ingericht, de lichtkogels en granaten overgepakt in afzonderlijke kistjes, aan boord van de Soen-Dulgair aangemaakt, en verder onder toezicht van den artillerie-officier alles verricht wat voor het vervoer van munitie noodig was. Den 6den Juni keerde Soleijinan terug en rapporteerde, dat de Tomoriërs aan den oever der rivier een wachtpost hadden bezet, doch deze na het lossen van .eenige schoten in allerijl hadden verlaten. De van het eiland Bangaai uitgezonden Alfoeren benevens de Prins van Ternate en de radja van Tomboekoe met 600 man en 14 prauwen kwamen op den 7(ten Juni terug. Twee dagen later vertrokken de kapitein van Oijen de luitenant- adjudant van Dentzsch en de luitenant Iienner met 30 man van het garnizoeus-bataillon der Molukken naar Tampirah, om aldaar een tijdelijk kampement op te slaan en de wegen naar de eerste kam pong Oesson-Dau te verkennen. Onder dagelijksche zware regens werd er krachtig aan het kampe ment gearbeid; de afstand tot Oesson-Dau werd bevonden vier uren te zijn, terwijl de weg van Tampirah daarheen voerende met randjoes beplant was. Den 16Jen Juni ontving men van den kapitein van Oijen bericht, dat het kampement bijna gereed was, dat men bezig was de wegen te verbreeden en begaanbaar te maken, dat door de Alfoeren slechts enkele vijanden ontdekt waren en er reeds vele onzer hulptroepen ziek waren geworden. Daarop vertrokken in den namiddag van den 18<lel1 Juni de geregelde troepen met munitie naar Tampirah; patroontasch, ban delier en koppel werdenals minder geschikt bij marsehen door wildernissenachtergelatenen reeds aangemaakte patroontaschjes

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 28