290 goede topographische kaarten had. Men trachtte op marsch den weg te vinden middels de mijlpalenen met behulp van de inlichtingen door de bewoners der landstreek die men doortrok te verstrekken. Zoo lang men zich op de groote wegen bevond ging alles nog met behulp van de zon, en de kennis der aardrijkskunde die men uit zijne jeugd had overgehoudenwist men ten naasten bij waar heen men ging. Maar, zoodra eene kolonne het ongeluk had van een zijweg te moeten inslaandan was de gansche generale staf op heete kolen men moet de dan gevoerde kibbelarijen en redetwisten hebben bijge woond, om te kunnen begrijpen, wat er het gevolg van moest zijn. Wij hebben eene kolonne gezien, die des nachts eindelijk halt moest houden, na den vorigen dag geheel verdwaald te zijn geraakt de daarbij behoorende staf-officieren waren ten einde raad, en toch kwam menals door een wonder, later weer op den goeden weg terecht. Men zag de staf-officieren bij zulke gelegenheden somwijlen turen op eene grove kaart, die er juist uitzag als eene stuiversprent, maai er volstrekt niet uit wijs kunnende wordenzochten zij eindelijk in den troep naar een soldaat, uit de landstreek afkomstig waar men zich bevondom de noodige inlichtingen te bekomen. Wij hebben verscheidene generaals gezien, aan wie jeugdige officieren moesten leerenom eene topographische kaart te lezen en te begrij pen Een hunner verklaarde stoutwegdat er niets zoo bespottelijk en ongerijmd was, als die zoogenaamde arceeringen. //Ik heb nimmer kunnen vatten zeide hij waarom die domme drukkers zoo veel vuile vlekken op de kaarten latenmen kan er nu in het geheel niet meer uit wijs worden; ik heb veel liever eene mooie, propere kaart, waarop alléén de wegen en de namen der plaatsen zijn aangege ven; daarop kan men zich althans dadelijk orienteeren beweerde hij. Wij hebben echtervervolgt E. Jbij Metz een hoofdof ficier van den generalen staf gezien, die, na circa een maand in die streek te hebben doorgebracht, met de kaart in de hand geheel on machtig was om te bepalen, op welken weg hij zich bevond; een eenvoudig soldaat hielp hem uit de verlegenheid Een generaal-artillerist, op zijn goed gesternte vertrouwende, deed zijne geheele kolonne verdwalenzijne batterijen marcheerden zonder bepaald doel en trokken met de grootste moeite en wanorde langs bijna onbegaanbare wegen, waarop zich nimmer een voertuig waagde; De Franschen hadden nog de domheid, die eenige vertrouwbare wegwijzers on bruikbaar te maken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 297