291
hij verklaarde eindelijk niet in staat te zijn eene legerplaats te vin
den, terwijl hij er met zijn rug naar toe stond, en te vergeefs
trachtte hij zich te oriënteerentoen eensklaps een geweerschot, door
een onhandige uit de kolonne gelost, den geheeleu troep in opschud
ding brengt, den generaal doet denken dat hij zicli te midden van
den vijand bevindt', en hem doet besluiten met zijne batterijen een
carré te formeren tegen een nabijliggend boschje; daarop snelt onze
aanvoerder vooruit op verkenning, met den degen in de vuist, en op
den voet gevolgd door een veteraan, die op schrikbarende wijze zijn
sabel zwaaide; de kanonniers hadden zich ondertusschen verdekt op
gesteld onder hunne stukken en voertuigen, om zich te beveiligen
voor den hevigen stortregen.
Men moet soortgelijke scènes, waardig om door Offenbach's mu-
zijk te worden opgeluisterd van nabij hebben gezien, otn zich te
kunnen voorstellen, welk een onbeperkt vertrouwen de subalterne
officieren en de soldaten in hunne aanvoerders stelden
Het zoude echter onjuist zijn te bewerendat wij in het geheel
geen kaarten hadden.
Men had ons stukjes papier, zoo groot als de palm van de hand
gegevenwaarop de weidsche titel stond//Kaart der wegen die
naar den Rijn leiden" maar die echter ten eenenmale onleesbaar en
onjuist waren, en alleen konden strekken, om later ten rechte den
lachlust der Duitschers op te wekken.
De eenige vrij goede topographische kaart van Frankrijk was in
berusting bij den grooten generalen staf; deze kaart werd echter
niet alleen niet verstrekt, maar in Augustus had het ministerie er
zelfs zeer nadrukkelijk den verkoop van verboden, uit vrees, dat
daardoor de vijand zoude gebaat worden.
De Pruisische generale staf had evenwel sedert geruimen tijd
de kaarten opgekocht, die overal in den handel te bekomen waren,
die kaarten op het terrein doen verbeteren en vervolledigen en ver
volgens daarvan millioeuen exemplaren doen afdrukken.
Ieder Duitsch officiervan en met clen rang van kapiteintvas,
voor zoo veel het terrein betrof waarop hij ageeren moestvoorzien van
onze stafskaartmaar geheel gerectijieerden voorzien van kost
bare aanteekeningenbetreffende de voortbrengselen van het land, de
meerdere of mindere welvaart van elk dorp, de groote van den vee
stapel, de uitgestrektheid der wijnbergen, akkers enz.., den geest
der bevolking en duizend andere nuttige en noodige zaken, waarmede
wij Franschen echter geheel onbekend waren.