299
pralen aan overmacht moet worden toegeschreven (gelijk de heer de
Petit vermeent)en zullen wij ons dus onthouden van de bespreking
der Commune, die als //couronnement de Fédifice" het arme Frankrijk
bijna reddeloos ongelukkig had gemaakt.
Wel is waar treffen wij in het Pransche leger namen aan van mannen
die onzen eerbied en onze sympathie verdienener noemen daartoe
slechts Mac-Mahon, Abel Douay, Chaugarnier, d'Aurelle de Paladines,
Uhrich e. a.maar, waar onder de gegeven omstandigheden aan de
eene zijde mannen staan als Napoleon III, Le Boeuf, Prossard, Ba-
zaine, Ducrot, Ollivier, de Gramont, Gambetta e. a. en aan de andere
zijdeKoning Wilhelm, von Roon, von Moltke, de Kroonprins, Prins
Prederik Karei, von Bismarck, en anderen, te veel om te noemen, daar
kan de uitslag van een krijg niet twijfelachtig zijn. Den Pranschen
zoude dan ook o. i. meerdere getalsterkte niets gebaat hebben nu
zij toch in slechts drie maal (Metz, Sedan, Bourbaki's leger)
349,000 man alleen aan gevangenen verloren, en, volgens de op
gave van den hiervoren genoemden heer E. J., van het Pransche
leger ten slotte 963.000, zegge Negen honderd drie en zestig dui
zend, man in krijgsgevangenschap of in Zwitserland of in België
geïnterneerd waren.
Zulke cijfers zijn welsprekend.
Het is echter een opmerkelijk verschijnsel, dat, moge in Nederland
overdreven bewondering voor de Duitschers en strenge, onrechtvaar
dige veroordeeling van de Pranschen den grondtoon uitmaken der
gesprekken over den jongsten oorlog, zulks in Indië niet altijd het
geval is; somwijlen zelfs vervalt men hier in een ander uiterste.
Yele malen hoorden wij //a tort et a travers," de zegepralen der
Duitschers aan overmacht, dom geluk, brutaliteit toeschrijven; de
uitstekende verdiensten van het Duitsche leger geringschatten of
schoorvoetend erkennenen daarentegenbezield van, en vervoerd door
medelijden en sympathie voor de Pranschen d. i. het Pransche
volk zich partij voor hen stellenhunne misslagen vergoelijken, en,
ten gevolge eener soort van antipathie tegen de Duitsche annexatie-
zucht, het Duitsche leger met zijn succes verwenschen.
Men nam daarbij dikwerf de moeite niet om de onderzoekenhoe
het eigenlijk in beide vijandelijke legers gesteld was, somwijlen zelfs
wilde men als het ware niet overtuigd zijn van de groote ver
diensten der Duitsche strijdkrachten, en hief een //haro", aan, enkel
op het hooren noemen van namen als: von Bismarckvon Moltke e. a.