302 Vermits de wet hen onschendbaar heeft gemaakt, komt al het kwaad dat zij doen en al de haat die zij opwekken ten laste der Regeering,de Monarch valt, maar de bureaucraat overleeft hem. Frankrijk heeft geen gevoel meer voor waarheid en recht, en gaat met rassche schreden zijn verderf te geinoet. Het is begrijpelijk, dat bij een zoodanigen stand van zakeu, de voornaamste en gewichtigste betrekkingen in het bestuur worden bekleed door advokate?i en dagbladschrijvers; d. i. door de nood- lottigste personen, aan wie een volk zijn heil kan toevertrouwen. Nu is het dan ook een feit, dat sedert 1793 deze twee soorten van lediggangers tot alle betrekkingen gerakenalles beheeren, alles overmeesteren en alles bederven; gaat maar eens na: gezanten, mi nisters, afgevaardigden, alle, althans de meeste, zijn of advokaten, bf dagbladschrijvers; somwijlen, helaas! beide te gelijk. Het tweede stuk is de recensie van K. Eland's //Beginselen der duurzame versterkingskunst" (Mil. Speet. 1872 blz. 681). Daarin vinden we o. m. dat Frankrijk 23 versterkte plaatsen bezat die in 's vijands handen vielen; dat daarvan slechts 15 nut konden bewijzen, zonder bepaald noodig te zijn. Dat de meeste vestingen in Frankrijk nog dateerden van den ou den tijd, toen de artillerie //faisait plus de bruit que de mal", en niets was verricht om de inrichting dier vestingen meer in overeenstemming te brengen met den verbazenden vooruitgang der artillerie, hetgeen zij op gevoelige wijze moesten ondervinden. Dat er gebrek aan materieel en munitie heerschteen de meeste vestingen niet eens het vierde had van het aantal kanonnen, dat voor eene goede verdediging vereischt werd, terwijl de munitie voor dat vierde gedeelte nog niet eens voldoende was. Dat de vestingen ontoereikende bezetting haddenStraatsburg volgens Uhrich een onvoldoend aantal artilleristen en volstrekt geen genietroepen had; Metz had 600 kanonnen in batterij, maar geen enkel officier of kanonnier der vestingartillerie in bezetting enz. Voorts kwam ons dezer dagen toevallig iu handen, een, door den len luitenant der iufanterie van het Nederlandsche leger C. P. J. van Vlierden uit het Hoogduitsch vertaald werk, over //De tucht en be schaving in het Duitsche leger." Men bedenke, dat hier Fransche toestanden worden geschetst. v. V.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 309