307
gezelden na duchtig de flesch te hebben aangesproken op de loop
plaats verschenen; terwijl mede wordt vermeld, dat die ongeregeld
heden meestal voorvielen in die strekenwaar de uiterlijke godsdienst
vormen het strengst in acht werden genomen
Ja, bij de eenige daad van bepaalde muiterij die vermeld wordt,
teekent de S. onmiddelijk aan, dat ophitserij door de clericalen daar
bij waarschijnlijk in het spel was (pag. 37). Resumeerendevinden
we dus volgens den S. eenige daden van verzet, als geïsoleerde feiten
niet influenceerende op, of afbreuk doende aan den goeden geest van
het geheel, bedreven bij de mobilisatie, door bigotte en door de cle
ricalen opgehitstebeschonken mannen van den Landweerdieuit
de burgerlijke samenleving die hun dierbaar geworden was van vrouw
en kind weggenomen, menigmaal der militaire tucht waren ontwassen
en in den aanvang deze hunne verschillende gevoelens niet wisten te
bedwingen.
Bedenkt men echter daarbij, dat de tucht in het, uit zoo veel
heterogene elementen samengestelde Duitsche leger, ook onder den
Landweergedurende den bloedigen veldtocht zeiven niets te wen-
schen overliet, zelfs niet gedurende de barre wintermaanden, toen de
roes der eerste overwinningen voorbijen het einde van den krijg
nog niet te voorzien was (althans volgens al de door ons geraad
pleegde schrijvers, en ook S. betwist dit niet), dan moge de vermel
ding dier zwarte stippen in het belang der zelfkennis voor het.Duit
sche leger zijn nut hebben, doch wordt daardoor niets ontnomen aan
de waarheid onzer bewering, dat de krijgstucht over het algemeen
in het Duitsche leger voorbeeldig was.
Ten slotte behandelt de S. de houding der troepen gedurende den
veldtocht tegenover de burgerij in Trankrijk, en verzekert daarbij al
aanstondspag. 42 dat ook in dit opzicht de tucht goed was en
waarschijnlijk nimmer een land, gedurende zulk een langen oorlog»
die guerrilla-krijg enz. ten gevolge hadnaar omstandigheden zóó
zacht is behandeld geworden als Trankrijk.
Volmaakt waar; maar moet men niet zeggen, dat de S. eene ge
heel eigenaardige wijze heefthet gebrek aan intelligentie en krijgs
tucht bij het Duitsche leger den volke te verkondigen
Al weder zouden we dan ook thans gevoegelijk het werkje kunnen
dichtslaanmaar nog slechts weinige bladzijden, en wij zijn het ten einde.
Verder gaande zien wij, dat de S. waarschuwt voor de meening,
dat de krijgstucht in de Duitsche armee nvolmaaktis geweest;
(maar, er is immers niets volmaakt onder de zon?) zoo mede, voor
O