het maken van //valsche gevolgtrekkingen" omtrent de oorzaken der bestaan hebbende tucht (eene aanbeveling, die wij niet bepaald on misbaar zouden hebben geacht). Voorts verhaalt de S. êenige gepleegde baldadigheden, maar ver zekert later, dat die verkeerde opvatting van sommige soldaten om trent hunne rechten in 's vijands land //naarmate de veldtocht langer duurde, voor betere gevoelens plaats maakte" (pag. 43). Dus weder geïsoleerde feiten die niets bewijzen. Wij begrijpen het dan ook volkomen, dat de S. ten slotte zijnen landgenooten toeroept //Laten wij ons verheugen over onze goede krijgstuchtenz. maar begrijpen minder, hoe de heer van Vlierden, door de vertaling van bedoeld werk, het daarmede door hem beoogde doel zal bereiken, en vooral niet, hoe daartoe dienstig kunnen zijn zijne aanteekeningen op pag. 72. Daarin toch vinden we een krachtig betoog ten gunste van de gematigdheid der Duitschers in de behandeling hunner vijanden, in tegenstelling met het Wandalismusder Franschen, die zich o a. te Amiëns in Fuitsche uniform stakenom hunne eigen landgenooten te plunderen en te vermoorden Zulk een afgrijselijk bewijs der diepe verdorvenheid van de Fran- sche natie, zulk eene écrasaute bijdrage voor de waarheid onzer stel ling, dat in Frankrijk niet //something" maar//whole the state rotten" was, hadden wij hier wel het allerminst verwacht. Van af pagina 74 tot het slot zijner aanteekeningen dwaalt de heer van Vlierden ook weder geheel van zijn onderwerp af, daar hij, in stede van het gebrek aan intelligentie en krijgstucht der Duitschers nader toe te lichten, zich laat verleiden tot het aanwijzen van eenige toestanden, ten gunste van het Duitsche, en ten nadeele van het Fransche leger. Zoo baant de waarheid zich onwillekeurig en als van zelve haren weg En nu ten slotte: Het laatste der hiervoren door ons bedoelde schrifturen is een artikel, geplaatst in de Nieuwe Rotterdamsche-Mail-Couraut, No. 52 van 1872. Daarin wordt o. m. melding gemaakt, van eene, op 20 December a. p. te 's Hage in de //Vereeniging tot beoefening der krijgsweten schappen", door den heer W. L. de Petit gehouden verhandeling, over de //oefening en vechtwijze der hedendaagsche infanterie." Die voordracht wordt »hoogst belangrijk" genoemd, //zoo om hare 308

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 315