321
Daarom doet het mij leed, dat de schrijver zich ook niet tot mij
gewend heeft, alvorens zijn werk te beginnen.
Gaarne zoude ik mij ter zijner beschikking hebben gesteld, en
zijne arbeid zoude er, wat volledigheid en juistheid betreft, niet minder
om zijn geweest. Yele bijzonderheden toch, niet van algemeene be
kendheid, had ik daartoe kunnen bijdragen, en de mededeeling van
sommige feiten, en de gevolgtrekkingen hier en daar gemaakt, zou
den dan, bijna zekereenigszins anders in zijn werk zijn voorgesteld.
Hoe dit ook zijzijn arbeid, naar officiëele bronnen bewerkt, wordt
geschiedenis, als hij die nog niet is, en ook daarom alleen neem
ik de pen op, want zonder die omstandigheid zoude ik stilgezwe-
gen hebben, even als bij al, wat er meer overgeschreven is, zonder
dat daarbij uit officiëele bronnen was geput.
Nu acht ik spreken plicht, tegenover de geschiedenis, en tegen
over mijne vroegere wapenbroeders bij de zoo zwaar beproefde eerste
Bonische expeditie.
Den schrijver kan dat zeker, met het oog op zijn motto, aan de
werken van den luitenant-generaal Knoop ontleend, niet anders dan
aangenaam zijn.
Ongelukkig ben ik alleen in het bezit van mijn particulier jour
naal, dat evenwel in hoofdzaak geheel conform is aan dat der ex
peditie. Alle andere ter zake dienende bescheiden bevinden zich in
het archief van het tegenwoordige departement van oorlog. Yeel zal
ik dus uit mijn geheugen moeten puttenen in de belangrijke zaken
zal dat wel juist zijn.
Mocht ik hier of daar in bijzonderheden dwalen, dan zal ik daarvoor,
hoop ik, verschooning vinden, daar het gebeurtenissen betreft, die
13 a 14 jaren achter ons liggen, ofschoon die bij mij eenen onuit-
wischbaren indruk hebben achter gelaten.
Na deze inleiding zij het mij vergund den schrijver der geschie
denis op den voet te volgen, om daar, waar het mij noodig of
noodzakelijk voorkomt, mijne opmerkingen of beschouwingen mede
te deelen.
Bij de drie eerste hoofdstukken ben ik het met den schrijver
geheel eens.
Zijne beknopte aardrijkskundige en ethnographische aanteekeningen
en zijne geschiedkundige schets zijn we! de meeste volledige en juiste,
die ergens in één geheel bestaan.
In het 4e hoofdstuk worden de grievendie de regeering hetgen te