326 Op den gang der expeditie heb ik dan ook, of in het geheel geenenof althans slechts eeuen zeer onbeduidenden invloed gehad. Wanneer er zich maar eene gelegenheid voor deed, werd ik verwijderd. De kommandant der expeditie vertrok van Samarang naar Soerabaja, om de troepen aldaar in oogeuschouw te nemen. Ik rekende er op, hem daarheen te vergezellen, om ook de troepen te leeren kennen, die daar bestemd waren voor de expeditie, en om de gelegenheid te hebben, mededeeling der plans en bedoelingen voor den aanstaande veld tocht te ontvangen. Van dat alles toch was mij nog niets bekend, want ik had den kommandant der expeditie nog slechts eenige o ogenblik ken ontmoet, en buiten het besluit mijner benoeming was mij ook nog geen enkel officieel stuk, op die aangelegenheid betrek king hebbende, toegezonden, zoodat ik, als het ware, geheel onbekend met de zaken en onvoorbereid uit mijn drukke betrekking genomen werd en als 2du kommandant en chef van den staf eener belangrijke expeditie optreden moest. Ik had evenwel misgerekend, en vertrok naar Bonthaiu. De kommandant der expeditie komt daaraan en ik vertrek naar Sindjaij. Hij komt te Sindjaij, en ik vertrek naar Badjoa, en van daar, na aankomst van den expeditie-kommandantnaar Tjinrana, enz. Ja, ik kan mij niet herinneren, ooit 2 uren achtereen bij den komman dant der expeditie geweest te zijn, voor dat de oorlog verklaard werd. Doch vooloopig al genoeg over het vertrouwen dat ik genoot. Na aankomst ter reede Bonthain (bladzijde 179 en volgende) is dadelijk het noodige verricht, om de troepen van versch vleesch en de paardenschepen bovendien van gras te voorzien, omdat de paarden alleen, door honger gedwongen, hooi aten, en ook om zooveel mogelijk den watervoorraad aan te vullen. Maar bovendien werd, in het belang der reinheid en gezondheidlast gegevendat de infanterie des morgens vroeg zoude débarkeeren, korpsgewijze, gewa pend en in marschtenue gekleed, maar zonder ransel, om, na in de rivier, op eene daartoe aangewezene geschikte plaats, te hebben gebaad, eene korte wandeling te maken, met last, te zorgen, des morgens ten 10 ure weder aan boord terug te zijn. Door de hulp der marine gelukte het alleen den 23 Januari, het 3e bataljon aan den wal en weder aan boord terug te brengendoch moest door de moeielijkheid, om te dé- en embarkeeren, als het gevolg der hooge zee en de hier heerschende snel verschietende valwinden, van dien nuttigen en voor de troepen zoo gewenschten maatregel verder afgezien worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 333