men we verder dan niet zwaar geschutdat we misschien niet eens voor de vijandelijke versterking kunnen brengen. Ik ben het geheel eens met den schrijver: zware artillerie '/of zij geeft, of zij dreigt onze expeditiën met overlast. Zij is wel dikwijls te veel maar nimmer onontbeerlijk." Ja, maar het tijdverlies, als men zoo'n benting dagen achteeren bewerpen moet om ze te krijgenterwijl men in een paar uren bres kon schieten. Praat me niet van tijdverlies. Ge zult veel grooter tijdverlies hebben als ge altijd die zware artillerie moet medeslepen. Boven dien bresschieten verleidt tot stormenen de stormtactiek mag hier wel eens wat bestreden worden. Ik erkendat er veel waars is in uwe redeneering. Maar zijt ge het dan ook eens met hetgeen de schrijver zegt over het korps mineurs en sappeurs Neendat begrijpt ge toch ook wel. Maurits had de eerste Atjeh-expeditie maar eens mede moeten maken, dan was hij wel over tuigd, dat we te weinig mineurs hebben in plaats van te veel. Wie moet 's vijands werken vernielen, wie moet de wegen en bruggen voor de troepen geschikt maken, wie moet de legerplaatsen onzer troepen zoo noodig versterken, kortom, wie moet allen mineur- en pionnierarbeiddie in de oorlog dagelijks voorkomt, verrichten Im mers het korps mineursEn dat men dan aan 240 manhalf Europeanen en half inlanders, voor eene groote expeditie niet ge noeg heeft, vooral wanneer men in aanmerking neemt, dat daar van zeker gemiddeld, na aftrek der klassianen, der zieken en der recruten, niet meer dan twee-derde gedeelde uitrukt, behoeft wel geen betoog. Met 160 man doet men zoo heel veel niet. Neenen voor de volgende expeditie naar Atjeh zal men op de eene of andere wijze uitbreiding moeten verkrijgen. De werkkring der mineurs, het schijnt, dat de schrijver zich dien werkkring voorstelt als alleen te bestaan uit het maken van loopgraven voor de geregelde belegering van vestingen. Zoo ziet ge, hoe overigens kundige officieren weinig begrip hebben van den werkkring van andere wapens, en dat ook in dat opzicht de oprich ting van een generalen staf gewenscht is. Wat zou Maurits bedoelen met die uitdrukking, dat men ons korps mineurs //zonder verhooging van het budget van oorlog, had kunnen samenstellen uit het overigens weinig noodig wapen der genie"? Ik dacht, dat, door de intrekking der zes kompagniën 336

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 343