misschien in hunne zienswijze dwalen toch zeker de drie genoemde
Generaals reken.
Laat Maurits nog eens nalezen, hetgeen op blz. 389 en 390 van
den vorigen jaargang van uw tijdschrift over de bestemming der
vesting Willem I gezegd wordt. Misschien zal hij dan van meening
veranderen.
Misschien maar ik betwijfel het toch. Het is eenmaal een parti-
pris van vele officieren in ons leger, dat die vesting niet deugt.
Die domineerende hoogten als of de vijand ons anders toch
niet zou bewerpen, en als of het zoo gemakkelijk voor hem is, ze te
bezetten, altijd met uitzondering van den Leeuwenberg, den Mont-
Valérien van Willem I, dien wij zelf moeten bezetten en versterken.
Ja, sprak mijn kameraad, van parti-pris gesproken, het is zeker
moeielijk, de lieden van eene eens opgevatte meening terug te
brengen. Daar hebt ge dat //verspillen van millioenen en millioenen'
aan het vestiugstelsel van Java. Men zou denken, dat dit verspil
len kolossaal in de papieren liep, terwijl het verspilde niet meer
bedraagt dan het kostende van de spoorwegbrug over de Moerdijk.
Als die brug eens instortte of vernield werd, of, om de vergelijking
juister te maken, door de eene of andere oorzaak onnoodig werd,
zou men dan ook zoo jammeren over die roekelooze geldverspilling
Men bedenkt nu eenmaal niet, dat die vestingen in haar tijd even
noodig waren als nu die brug. De wijze van oorlogvoeren is nu
veranderden als het tij verloopt verzet men de bakens. Dat gebeurt
in Europa evenzeer. Als men een land wil verdedigen, bouwt men
vestingen waar die, volgens de heerschende begrippen omtrent krijgs
kunst, noodig zijn. Naarmate die begrippen wijziging ondergaan,
wordt natuurlijk ook het vestingstelsel gewijzigd. Dat de Eranschen
dit vóór den oorlog van 1870 niet gedaan hebben, is een der oor
zaken hunner tegenspoeden geweest.
Maar waarom wijt Maurits dan dat verspillen van millioenen en
millioenen" aan de leering, die wij uit de geschiedenis der wester-
sche oorlogen trekken? Wanneer wij hier tegen een Europeescheu
vijand oorlog moeten voeren, dan dienen wij toch versterkte depot-
plaatsen voor het leger, steunpunten vöor onze mobile macht te
bezitten; dan dienen wij toch de haven van Tjilatjap te verdedigen,
omdat zij anders den vijand eene prachtige operatiebasis zoujschenken
Ongetwijfeld, ik geloof niet, dat we daarover verder |behoeven
te redeneeren. Weet ge ook, wat, bij den //toets eener gezonde-
critiek", aan de positie Tjilatjap ontbreekt?
340