342 Het voornaamste van zijn werk het gedeelte daarvan dat ik op het oog had toen ik het een «mooi boekje" noemde, is intusschen, naar mijne meening, te vinden in zijne beschrijviug van de inland- sche vechtwijze en de verdedigingsmiddelen van den inlandschen vijand. Dat gedeelte is inderdaad boeiend en leerzaamook wat hij zegt van de Pasoemah-expeditie. Het valt intusschen nog al op, dat de schrijver juist te voren uitwijdt over de partijdigheid der officiëele verslagen, en dan zijne beschouwingen over die expeditie grondt op het daarvan in het Militair tijdschrift van 1870 geleverd verhaaldat uit de officiëele rapporten is getrokken. In dat verhaal heeft Maurits dan toch geene beduidende officiëele //onjuistheden" ontdekt, althans hij releveert ze niet. Het zal daarmede ook wel gaan als met de verhalen van niet- officiële zijde; daarin vindt men ook veel waarheid en verdichting door elkandergetuigen de berichten over de laatste expeditie in de dagbladen. Het is nog vaak een heele kunstom die waarheid en verdichting te onderscheiden. Zeker is het intusschen mijns inziens dat de officiëele berichten in den regel meer vertrouwen verdienen dan de andere, en dat het dus wel wat partijdig is, juist de eerste alleen van partijdigheid te beschuldigen. Dit gevoelen is ook het mijne. Ik heb nog eene opmerking omtrent Maurits' geschrift: dat de voorraad vuurwapenen bij den in- laudsoken vijand onbeduidend en slecht is. Dit hebben wij in Atjeh anders ondervonden. De geweren mogen van betrekkelijk slechte sa menstelling wezen, stellig was de voorraad niet onbeduidend; juist de groote hoeveelheid vergoedde de mindere hoedanigheid. Dit weet ge numaar toen Maurist zijn boekje schreef, wist gij het evenmin, en ge kunt het dus hem niet wijten. Zoo hij hierin heeft misgezien, in het algemeen heeft hij toch gelijk, evenals in vele andere zaken. Ik herhaalhetgeen ik U straks hoorde zeggen, dat Maurits, zoo we 'tal in sommige punten niet met hem eens zijn, toch een boeiend en leerrijk opstel heeft geleverd. Maurits heeft een nuttig en goed werk verricht door dat opstel het licht te doen zien. Deel die opinie den lezers van het tijdschrift mede. Misschien voelen zich daardoor sommigen opgewekt, er nader kennis mede te maken. Ge kunt daarbij mijne opinie over enkele onderdeelen, als ge wilt, tevens vermelden. Dan zal ik het gesprek doen drukkendat we van avond heb ben gevoerden den lezer verzoekendat ais eene aankondiging van het boekje te beschouwen. K.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 349