punt der rots gebouwd op hooge bamboezen stijlende ingang was door den vloer, door middel van als trap uitgekapte pinangboomeii. De padieschuren stonden afzonderlijk en waren goed voorzien; wij ders vond men nog eene menigte kippen, geiten en varkens, benevens een voorraad water voor acht dagen in groote bamboezen bewaard. Aan vuurwapenen waren slechts drie Engelsche geweren in slechten staat en zelfs een zonder slot aanwezig, terwijl men tevens eene kleine hoeveelheid buskruit, in kruithoorns bewaard, had achtergelaten. In de kampong waren nog 171 mannen, vrouwen en kinderen, die in het bivouak werden opgenomen en verzorgd; deze hadden zich gedurende de bestorming in rotsspleten verdekt opgesteld, doch hadden desniettegenstaande nog vier dooden en zes gewonden door ons geweervuur bekomen. Het hoofd van Oesson-Dau verklaarde, dat de stoute dapperheid van onze troepen, die zich om de steenworpen niet schenen te bekommeren, de schrik der bevolking voor de//bran dende kogels" (granaten)alsmede het niet komen opdagen van verwachte versterking zoovele oorzaken waren geweest, die hem tot de overgave hadden genoopt. Hij deelde verder mede, dat na den val van het als onneembaar beschouwde Oesson-Dau de Tomoriërs waarschijnlijk wel van verderen tegenstand zouden afzien en zich in de bosschen zouden terugtrekken. Den 25sten en 26sten Juni werden de kampongs Oesson-Batoe en Tofon-Toekoe door een detachement Alfoeren onder den inland- schen lste luitenant Soleijman in de asch gelegd en de vijand boschwaarts ingedreven. Het scheen niet raadzaam met zulk eene geringe macht, bovendien door uitgestane vermoeienissen uiterst verzwakt, een onbekend bin nenland in te gaan; te minder, daar het duidelijk werd dat de Tomo riërs nergens wilden stand houden. Op den morgen van den 27sten Juni werd dan ook afgemarcheerd, na alvorens voor het graf van een1 inlandsch soldaat, bij den aanval op Oesson-Dau gesneuveld, te hebben gedefileerd. Het bivouak werd verbrand en denzelfden dag Tampirah bereiktwaar de bestormers van Oesson-Dau door den luitenant-ter-zee lc klasse Boneval Eaure ni zijne onderliebbenden hartelijk en kameraadschappelijk werden verwelkomd. Eene dergelijke ontmoeting na den slag is de poëzie van het krijgsmansleven Den 29sten om 10 uur waren de troepen en vivres wederom op le Soen-Dulgair ingescheept, terwijl de munitie aan boord van de Vesuvius werd geborgen. 27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 34