359 (o. a. prismatisch kruit) heeft echter de uitwerking der schoten zoo danig doen toenemen, dat een 12-duimspantser niet meer voldoende is, en niemand kan met zekerheid zeggen, dat thans de uiterste grens van zwaarte en iudringingsvermogen bij de vuurmonden is be reikt. Armstrong heeft zelfs onlangs verklaard, dat de //Elswick maatschappij" er geen bezwaar in zoude zienkanons vau een kaliber van 14 Eng. duimen te vervaardigen, die, met eene lading van 200 pond (90 kilogram), projectilen van 450 kilogram zwaarte kunnen schieten; en dat slechts eene pantserdikte van '20 duim (c.c. 51 centimeter) met sterken achterwand vermoedelijk in staat zou zijn aan het zwaarste geschut voortdurend wederstand te bieden. De bekende Whitworth deelde mede, dat hij een kanon van 11 Eng. duimen (c.c. 27V2 c-m- kaliber) zou vervaardigen, hetwelk op 1000 yards (-314 meters) een pantser van 16 duim (bijna 41 c.m.) met zijne projectilen kan vernielen, en dat, om tegen een kanon van 13 duim (32,5 c.m.) bestand te zijn, het pantser minstens 2 voet (61 c.m.) dik zou moeten zijn. Het valt niet te betwijfelen, dat de industrie het zoover zal kunnen brengen om zulke vuurmon den te vervaardigen. Daarentegen is het zeker, dat geen zeewaardig vaartuig van den eersten rang, dat ook geschikt moet zijn om te manoeuvreerengeheel van zoodanige pantsering voorzien zal kunnen worden. En zelfs, wanneer dit al kon geschieden, dan nog houden wij het er voordat zij niet ten allen tijde ondoordringbaar zou zijn. Onder zulke omstandigheden rijst bijna de vraag, of de pantsering van een schip nog wel nuttig mag heetenen of men niet beter zou doen, dezen onvoldoenden en zeer kostbaren ballast geheel weg te laten. Armstrong is reeds van oordeel, dat de pantserdikte tot een minimum moet worden teruggebracht en, zoo mogelijk, geheel moet wegvallen. Bij overweging der door hem hiervoor aangevoerde gronden zijn wij echter niet tot dezelfde conclusie gekomen. Wij geven gaarne toe, dat de beweging van het schip zeer wordt bena deeld door een zoo kostbaar dood gewicht, en dat de pantsering toch niet ondoordringbaar is voor alle projectilen, maar moeten toch doen opmerken, dat in een gevecht tusschen gepantserde en onge pantserde schepenbeide even zware kalibers voerendede eerste ontegenzeggelijk in het voordeel zijn tegenover dezehet gepantserd schip kan zijn vijand reeds op verren afstand doorboren, als het zelf nog buiten schot is, en kan, op kleinere afstanden, zijnen te genstander beschieten met de vernielendste springende projectilen welke tegen zijn pantser machteloos zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 366