371 standighedendie hem, in vergelijking met zijne wapenbroeders in het moederland, weinig tijd en gelegenheid tot overdenken, tot studie gaven. Voeg hierbij nog eenige klimaterische invloeden waaraan de Eransche officier in Algerië bloot staat en men zal het licht kunnen inzien, dat daar, waar met zoo weinig studie, zooveel succes werd behaaldpraclijh zeer veeltheorie zeer weinig waarde had, en dus de tactische en strategische regelen van den grooten oorlog nood wendig zeer weinige beoefenaars moesten hebben. En dit is ja, het hooge woord moet er uit ook in Indië het geval. Misschien heeft het Indische leger nog meer perioden van vrede en rust gekend dan het Eransche leger in Algerië gedurende hetzelfde tijdverloop. Of het evenwel dien meerderen tijd van rust nuttiger heeft besteed en hunnen besteden dan het Eransche leger in Algerië, valt te betwijfelen. Na afloop van de eene of andere expeditie werd men weinig wijzer. Speelde de onbekendheid met het terrein en de strijdkrachten des vijands altijd een grooten rol in onze tegenspoeden, zoodra niet had er weer eene expeditie plaats, of wederom was die onbekendheid de oorzaak dat men te weinig strijdkrachten naar het terrein des oorlogs zond en zichzelven meer moeilijkheden berokkende, en de onversaagdheid en energie van menig subaltern officier op een harderen proef stelde, dan wel noodza kelijk kan zijn. De vijand werd steeds overwonnen en de zegevierende troepen, die maanden lang alle moeilijkheden wisten te trotseeren rukten hunne stille garnizoensplaatsen binnen. Men begon weêr te dienen. De garnizoens-dienst die kanker aan de troepenoefeningen werd in al zijn luister weêr verricht, officieren en manschappen wer den daardoor aan gewichtiger diensten onttrokken, diensten, die, vooral voor den officierzoo weinig mogelijk door andere mogen vervangen worden, welke niet tot zijn eigenlijken werkkring behooreu. Dat de strijdvaardigheid van den troep onder dat meerdere dienen leedbehoeft niet te worden betoogd. Ieder oprecht officierdie in groote garnizoenen is geweest, zal dit met ons eens zijn. Eu de op expeditie verkregen ondervindingwerd zij duidelijk en beknopt aan de overige Öfficieren medegedeeld Trok men partij van die oudervinding? Ja, nu' en dan verscheen er een of ander werk van den heer W„ A. van Kees, waarin op hoogstverdien- stelijke wijze de roem van het Indische leger wordt verkondigdmaar in wiens verhalen men den loetenschappelijken tint mist, die aan elke goede krijgsgeschiedenis eigen is. Wat nu de openbaarmaking van de officiëele oorlogs-rapporten betrof dat in Pruisen door den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 378