377 schikkingen van den aanvoerder wordt liet overgelaten, die stelling zoodanig te kiezen, dat men daaruit het resultaat van zijne inzichten en zijne leiding der manoeuvre kan zien.. De goede opvatting en oordeelkundige uitvoering dezer oefeningen baant den weg tot de kennis eener goede oorlogvoering. In Pruisen worden de manoeuvres beoordeeld door zoogenaamde hSchiedsriühberaan wie een of meer officieren van den generalen staf worden toegevoegd. Deze critici hebbenbehalve dat zij over de gevolgen van den gevechtstoestand en de houding der verschil lende aanvoerders hun oordeel moeten uitspreken, na te gaan 1°. hoe de verschillende aanvoerders en de hoofd-aanvoerder de onderdeelen der manoeuvre en het geheel dier oefening hebben uit gevoerd 2°. of zij een zelfstandig dati wel een ondergeschikt kommando hebben gevoerd en hoe dat geschied is; en 3o. hoedanig hunne opvatting van détail-toestanden is. Deze oefeningen zijn naar evenredigheid nuttig en leerzaam, wanneer zij de aanvoerders en troepen in toestanden brengen, waarin zij zich in den oorlog kunnen en zullen bevinden, en zij-aanvoer ders en troepen er aan gewend worden, moeilijkheden te boven te komen, waarop zij -bij die oefeningen en in den oorlog kunnen stooten. Bij de oefeningen van twee tegen elkander ageer en de troepenaf- deelingen, geeft het hoofd-denkbeeld natuurlijk aan iedere afdeeling eene bijzondere stelling, welke door de wederzijdsche aanvoerders nader bepaald wordt, en door welke gegevens ieder voor zich de oplossing van zijn vraagstuk moet verkrijgen. Deze oefeningen dienen vooral om de geschiktheid der aanvoerders te onderzoeken en ben te oefenenom in de verschillende toestandendie de oorlog geeft, met spoed en oordeelkundig zich daarvan eene voorstelling te maken, die te beoordeelen en daarnaar te bandelen. De hoofd-aanvoerder en in sommige omstandigheden ook de chef van den generalen staf geeft het hoofd-denkbeeld van iedere manoeuvre aan. Dat denkbeeld moet ten allen tijde den toestandwaarin de beide troepenafdeelingen geplaatst wordenscherp en volkomen afteekenen. maar in de verste verte niets aangeven wat, als resultaat der manoeuvre, slechts aan de vrije beoordeeling van de beide aanvoerders moet wor den overgelaten. Eene dergelijke inmenging wij zouden liever zeg gen centralisatie-- werkt belemmerend op het doel van elke oefening.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 384