389
journaal de 2e genoemd, bestaande uit de 3 eerste kompagniën van
het 10e bataillon, wat ook de natuurlijke en als van zelve aange
wezen plaats voor den kommaudeerenden officier was. Reeds vóór
het aanbreken van den dag op den 12derl Februari gingen de troepen
tot den aanval van Badjoa bestemd, in de sloepen over.
De kanonnade van de sloepenkruisbooten en kleine stoomsche
pen die daaraan deel namen, was nog al hevig, doch de uitwerking
gering. Yan den wal vielen slechts weinige kanonschoten, geheel
zonder uitwerking.
Als er ook klein geweervuur bij is gebezigd, zooals op bladzijde
223 en volgende gezegd wordt, moet dat ook al zeer onbeduidend
zijn geweest, want ik heb er niets van gemerkt.
De verdediging van Badjoa was in den volsten zin des woords
onbeteekenend.
Na het ophouden van het geschutvuur van de zeezijde, en toen
de drie aanvalskolonnesmet moeite, soms tot aan hunne knieën,
soms tot hun midden, door het zeewater badende, over de gladde
en slibberige koraalreven naar den wal trokken, zoodat zij van hun
vuurwapen al weinig uitwerking konden verwachten, was voor de
Bonieren het oogenblik aangebrokenom al hunne kracht te ont
wikkelen. Was dat geschied dan zouden wij zeker groote verliezen
te betreuren gehad hebben.
Niets evenwel daarvan. De drie aanvalskolonnes zetten voet op
den vasten wal, zonder één doode of gewonde te hebben.
Daar de sloepenmet troepen geladente veel diepgang hadden
om snel over het koraalrif vooruit te komen, was ik, met mijnen
adjudant in eene lichte giek van de Johanna Geertruida gezeten
spoedig voor, en, geen vijanden ziendezettên wij voet aan wal, ter
wijl de drie kolonues, nog door modder en water badende, zich
spoedden dien te bereiken. Toen zich daarop eenige bereden Bonieren
op de voorliggende hoogte vertoondensprongen de vier wakkere Eu-
ropeesehe matrozen die in de giek waren, met hunne zware riemen aan
wal, om ons des vereischt te helpen, doch het was niet noodig.
Blijkbaar waren de Bonieren verrast. Heeft de schijnaanval op
Patiro hen werkelijk omtrent het ware punt van den aanval' in on
zekerheid gebracht (bladz. 226) P Dat is niet wel aanneembaar, want
ver weg het grootste gedeelte der schepen lag op de reede van
Badjoa.
Hebben de verdedigers van Badjoa, met het oog op onze rustige
rust, gedurende zoo vele dagen op die reede, gedacht, dat het tot