392 een bewijsdat ze groote verliezen ledenwantzooals bekendmaken zij er een eerezaak vandie niet in 's vijands handen te laten vallen. Ons verlies was gelukkig gering. Een matroos was doodelijk ge wond en ook bezweken, en een inlandsch soldaat van het 10= ba- taülonhad eene beenwond, die hem echter het loopen niet belette. Van een licht gewond matroos, waarvan de schrijver op bladzijde 231 spreekt, is mij niets bekend, en ook het journaal spreekt er niet van. Onder die bedrijven, en terwijl nu en dan bij de 1= koloqne nog eenige geweerschoten gewisseld werden met rondsluipende Bonieren, was de kommandant der expeditie aan wal gekomen, terwijl het 3e bataillou in aantocht en niet ver meer verwijderd was, en van de lichte veldbatterij eene sectie slagvaardig stond, onder den wakkeren luitenant-kolonel Kellermann. Even te voren was ik naar de voorliggende hoogte gesneld en had ik de Bonieren op hunne gewone ordelooze manier in vollen aftocht gezien, daar, waar zich op hunne terugtochtslijn naar de hoofdplaats, een onbegroeid of minder gedekt plekje voordeed. Daarop begaf ik mij naar den kommandant der expeditie, na in het voorbijgaan den kommandant der artillerie met een paar woor den van mijne voornemens mededeeliug te hebben gedaan. Ik feliciteerde den kommandant der expeditie met het nemen van Badjoa, deed verslag van al het voorgevallene, daaronder ons gering verlies, hoe de positie bezet was, en dat de Bonieren in af tocht waren. Ook volgens het oordeel van dien genera,al-officier was het moeielijkste verricht en was hij dan ook daarover zeer. te vreden. Onmiddellijk daarop stelde ik hem voor, het 3U bataillon, dat nu reeds gedeeltelijk aan den wal was, benevens de gereedstaande sectie artillerie onder mijne bevelen te willen stellen, mij daarmede op den weg naar de hoofdplaats vooruit te schuivenen de terug- trekkende Bonieren te vervolden. Behalve mijnen adjudant, waren daarbij meerdere officieren tegen- woordig, o. a. de kapitein Bijl de Vroe, de O luitenant Meijers, en, bedrieg ik mij niet, ook de kapitein bij het 3= bataillon, thans lui tenant-kolonel Bel. Dat voorstel mocht geene goedkeuring verwerven en de komman dant der expeditie maakte er zich erg boos over; noemde het o. a. onbekookt, en gaf mij niet onduidelijk te verstaan, dat hij wel kon merken, dat ik er de verantwoording niet van droeg. Men zal wel begrijpen, dat ik mij, bij zulk eene onheusche bejegening en onver diende krenking ten aanhoore mijner ondergeschikten niet zonder

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 399