393 moeite bedwong, om zoo kalm mij mogelijk was, terwijl het mij inwendig kookte, in substantie te antwoorden, dat ik die verant woordelijkheid als het mogelijk was gaarne zoude op mij nemen, en dat ik, in den bestaanden toestand, niets beters wist voor testellen. Genoeg; er kwam niets van, en bevelen werden gegeven voor het bivakkeerenden veiligheidsdienst, de voeding en al hetgeen daar mede in verband stond, zooals door den schrijver op bladzijde 229 en volgende beschreven is. Des middags van dienzeifden dag, over al het gebeurde van dien morgen en over mijn voorstel sprekende met den kapitein Bijl de Vroe, zeide mij deze: kolonel, ik heb uwe kalmte daarbij bewonderd, maar ik zag toch dat het u veel moeite kostte u te bedwingen, want het was als eene lijkkleur die u gelaat overdekte. Was mijn voorstel aangenomen, dan houd ik mij, ook nu nog, overtuigd, dat met het 3fi bataillou, naar mijn oordeel het besteder expeditie, en de sectie artillerie, onder den overste Kellerrnann, de hoofdplaats in eenen eersten aanloop genomen was, en reeds vóór het middaguur in ons bezit zoude zijn geweest. Voor zoo ver bekend, waren koningin en rijksgrooten toen nog allen daar, en zijn zij eerst op de vlucht getogen, toen het verlies van Badjoa er bekend werd. Groot moet, volgens latere mededeeling van ooggetuigen, de schrik en verwarring bij die vlucht geweest zijn. Tk behoef er niet op te wijzen, hoe geheel anders, hoeveel geluk kiger, de uitslag der expeditie schier ontwijfelbaar zoude zijn ge weest, wanneer de kommandant mijn voorstel had goedgekeurd, en het met kracht was doorgezet. Vooral wanneer men dadelijk de ka- vallerie had doen debarkeerenen mij had nagezonden, waarom ik zoude hebben verzocht. De vlucht met vrouweu en kinderen, waarbij nog wel wat have en goed en ook de rijkssieraden zullen zijn ge weest, vee enz. kon niet snel geschieden, en wellicht, ja bijna zeker waren ons, zoo niet de koningin zelve en hare rijksgrooten, dan toch vele vrouwen en kinderen, ook van voorname Bonieren, om niet te spreken van eenen grooten buit, in handen gevallen: Niet onmogelijk moet bet geacht wordendat dusdoende de be slissing zoude zijn verkregendie later nog zoo vele menschenlevèns en zoo onnoemelijk veel geld beeft gekost. Gevaar was er niet veel aan verbonden. De Bonieren waren ge slagen, hadden beduidende verliezenook aan voorname personen, geleden, en trokken overhaast, zoo niet in verwarring terug.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 400