394 Badjoa was door drje kolonnes, ODgeveer 1000 man sterk, goed bezet, dus de communicatie met de zee verzekerd. Gaande weg vermeerderde door het debarkement daar de troepensterkte. Al spoedig kon men meerdere troepen, ja het geheele 14p- bataillon, des noodig tot versterking mij hebben nagezonden. Docli genoeg; ik wensch aan mijne lezers het oordeel over te laten, omtrent de gevolgen, die de aanneming van mijn voorstel had kunnen hebben. Het gunstige oogenblik ging onbenut voorbij, ofschoon het behartiging verdiende, eu het heeft later veel inspanning en een ernstig gevecht gekost, om meester van de hoofdplaats te worden; maar toen, verlaten en schier ledig. Op bladzijde 230 boven aan, zegt de schrijvervan den veiligheids dienst sprekende. "Een maatregel, waarvan wij de strekking niet begrepen hebben, en ons ook door ooggetuigen, hoewel hij ten volle erkend werd' met is verklaard geworden, was het voorschrift dat de veldwachten bij vijandelijke aanranding, moesten terugtrekken en eene toevlucht achter de carrés zoeken." Bedrieg ik mij niet, dan moet die maatregel hoofdzakelijk tegen kavallerieaanvallen genomen zijn. De Bonieren telden die bij duizendtallen, althans men wist niet beter. Het terrein was overal dicht begroeid, zoodat men geen vrij uitzicht had, ook door de voor de stelling liggende hoogte. Dat de kavallerie van Boni vlug, ondernemend en onversaagd was, daarvan had men reeds ervaring. Eene weinig talrijke veldwacht zoude zich tegenover eenen woesten aanval a fond van die wilde ruiters zeer waarschijnlijk niet hebben kunnen staande houden, en zouden zij dat doende ook het vuur der carrés, in hunne richting, dus in die van den aanval, zeer belemmerd hebben; terwijl, door het zenden van on dersteuning, het verband bij de carrés verloren ging, dat bij de snelle beweging dier ruiterijen den korten afstand waarop zij ongezien naderen konden dan wellicht niet tijdig genoeg had kunnen worden geredresseerd. Was de veldwacht geborgen, de carrés wier vuur elkander ondersteunde, geformeerd, dan mocht gerust de geheele Bonische kavallerie komen, ze zoude op eene warme ontvangst hebben kunnen rekenenen daar zeker niet zonder kleerscheuren afgekomen zijn. Men bedenke daarbij, dat, met uitzondering van eenige oude officieren, er wellicht geen enkel militair bij de geheele expeditie wasdie te velde ooit tegenover kavallerie had gestaandat die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 401