396
bataillous vierkanten van raeer of min gelijke zijden, de hutten
der officieren in het middenwaar men hier en daar nog al comfort
ontmoette. Overal werden greppels en geulen voor den afvoer van
het water gegraven, dat, bij den hellenden bodem, nog al spoedig
wegliep.
Niets was verzuimdhoewel de ruimte niet over had om soldaten
en koelies voor alle nadeelige invloeden zoo veel mogelijk te vrij
waren en hunne gezondheid te bevorderen. In mijnen laugdurigeu
militairen loopbaan, die menig bivouac aanwijzen kan, heb ik noch
in Europa, noch in Indië, troepen op bivouac ooit zoo goed gelo
geerd gezien, als toen te Badjoa.
Dat dit tijdveel arbeid en zeer vele materialen noodig maakte
is duidelijk genoeg. De naburige kampongs leverden de laatste, en
toen die uitgeput raaktenwerden ze op vrij grooten afstand, onder
sterk gewapend geleide, uit meer verwijderde kampongs gehaald.
Al die inspanning verdroot onze brave soldaten nietze wisten dat
ze nuttig en zelfs noodzakelijk werk verrichtenen deden het met
ijver, goeden wil en blijmoedigheid.
De weinige medegebrachte lichte materialen dienden hoofdzakelijk
voor het opslaan der paardenstallenen dat was geen kleinigheid.
Al het overige, en dat was zeker ook niet weinig, om meer dan
4000 menschen onder het dak te brengen, moesten de Bonische kam
pongs leveren, waarbij dan, zoo als wel te denken valt, van die lichte,
sotns half versleten materialennog al veel verloren ging, ook, dewijl
de soldaten ze als roofgoed, zooals het ook was, beschouwden, en
er dus niet zeer huishoudelijk mede omsprongen.
Het ruwe houtwerkdat in sommige huizen voorkwam, (verre
weg de meesten waren van enkel bamboe en atap) is tot brandhout
voor de menages gebezigd, en ook op de koopvaardijschepen,, waar
van de gezaghebbers, na bekomen vergunning, door middel hunner
inlandsche roeiers, die op de reede niets of althans weinig te doen
hadden, ruim gebruik hebben gemaakt, om den ten einde spoeden-
den voorraad aan te vullen. Van daar, dat de kampongs, die maar
eenigszins in de nabijheid lagen, al spoedig geheel opgeruimd waren,
en de omstreken een verlaten aanzien kregen.
Het was niet de kapitein Steek, die op 14 Februari met 3 kom-
pagniën van het 3 bataillon infanterie is uitgerukt, om de kampongs
benoorden Lonrai te doorzoeken en op te ruimen, zoo als de schrij
ver op bladzijde 243 zegt, maar, blijkens het journaal, de kolonel
2e kommaudaut, aan wien die kapitein was toegevoegd. De kolonne