397 kommandanten waren allen ouder, dan de kapitein Steeken konden gevolglijk ook niet onder zijne bevelen gesteld zijn. Bij de verkenningbeschreven aan het begin van hoofdstuk VIII (blz. 245 en volgg.) had ik in last, mij in geen gevecht in te laten. Vijanden werden niet gezien, buiten één Bonier, met eene lans ge wapend, die zijn maïsveld bewaakte en zich haastig weg spoedde. De kavalleriepaarden bleken daarbij veel bruikbaarder te zijndan verwacht werd, over het algemeen waren ze toen moeielijk in toom te houden. Ze schenen behoefte aan beweging te gevoelen, waaraan ik gaarne zoude voldaan hebbenals het dicht begroeide terrein en de ontvangen bevelen mij dat hadden toegelaten. Het zal hier niet misplaatst zijn, er op te wijzen, hoe zwaar die paarden te velde beladen zijnof althans toen waren. Bij eene maat van 4 Rijnlandsche voeten of iets daarboven, droe gen zij gemiddeld een gewicht van ruim 230 Amsterdamsche ponden, zooals mij later gebleken is, toen ik, een der grootste, een der middelste, en een der kleinste kavalleristen met zijne geheele veld- uitrusting, harnachement, wapenen en amunitie, heb laten wegen. Snelle gangen kuunen de paardeu dan ook niet lang volhoudenen ze raken spoedig afgemat, vooral die afkomstig van Sandelhout, welke, zeer schrik- en zenuwachtig, dikwerf met moeite in bedwang werden gehouden. De kavalleristen waren over het algemeen te groot en zwaar voor de kleine paardjes, als zijnde meestal afkomstig van de kavallerie in Nederland, of andere Europeesche staten. Voeg daarbij eene zware, ondoelmatige bewapening, namelijk eene gladloops, onhan dige en zware karabijn, van weinig dracht, èen kolossaal gladloops pistool dat bij het afschieten telkens den schutter tegen het hoofd dreigt te slaan, en een te laag afhangende sabel, die het paard tusschen de achterbeenen slaat. Het vuur der kavallerie is, als ge te paard kalm voor de schijf staat, van onbeduidende uitwerking, en moet te velde, als menschen en paarden geanimeerd zijn, nog veel minder geacht worden. Bij veel moed en goeden wilben ik over tuigd dat zij in eene mêlee met de Bonische kavallerie te kort zoude geschoten zijn. Eensdeels dewijl die oneindig veel talrijker waren, maar ook, en niet minder, omdat ze' bestond uit lichte vlugge rui ters, alleen met eene lange lichte lans, en kris of,klewang gewa pend, en soms gedekt, met een pantserhemdwelke eene keur vau paardeu bereden, zonder ander harnachement dan een lichte trens, met een koord -of rotting, die tevens tot teugel dient, over den hals,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 404