400
souvereiniteit over Zuid-Celebes in dadelijk, zij het ook tijdelijk,
gevaar zoude hebben gebracht.
Eene andere omstandigheid, waarop ik hier wensch te wijzen, en
diemisschien niet van algemeene bekendheiddaarom toch niet van
belang ontbloot is bij de beoordeeling der krijgsbedrijven van het
Indische leger, is de volgende.
Voor den kommandant eener expeditie of troepenmacht, die in
Indië tegen den vijand wordt aangevoerd, bestaat als het ware de
oorlog niet uit twee kansen winst en verlies. Hij moet overwinnen
wordt hij geslagen dan is hij verlorenis het niet bij de autoriteiten,
wat toch ook meestal het geval is, dan zeker in de opinie van het
legeT, vooral bij het jongere gedeelte daarvan.
Vele voorbeelden zoude ik tot staving hiervan kunnen aanhalen,
vele namen noemen, die vroeger eenen goeden klank bij het leger
hadden, doch ik wil liever niemand kwetsen. Die in de geschiedenis
onzer Indischen Oorlogen geen vreemdeling is kent die buitendien
even goed als ik. De uitzonderingen hierop zijn zeldzaam.
Hoe vaak heb ik nietdoor nog jëugdige officieren en die zeker
veel moeite zouden hebben gehadom een peloton naar eisch aan
te voerenbij het noemen van een der bovenbedoelde namen hooren
vragen. //Was dat niet, die daar of daar een pak gehad heeft?"
En bij toestemmend antwoord, volgde dan, een gerekt, //ah, zoo!"
waaruit men het: //nu, dat is ook niet veel bijzonders" duidelijk proe
ven kon. Of er met beleid en dapper gevochten was, deed niets
ter zake; apres coup wisten de Jomini's en herbe er altijd wel wat
op te vinden. Buitendien; hij was geslagen, en dat bewees de schuld.
Ik beroep mij op alle officieren van eenige ervaring, of dat in het
leger niet het bijna algemeen heerschend gevoelen is, of althans was.
Mijn eigen zaak behoet ik daarmede niet te verdedigen, want ik
heb gelukkig nooit een échec geleden, en er zelfs nooit deel aan
genomen, dan in 1830, met het geheele Nederlandsche leger, maar
ik wijs er op, omdat zulk een oordeel eiken expeditiekommandant
als het zwaard van Damocles boven het hoofd hangt. Dat het tot
omzichtig handelen, tot overweging van alle kansen, tot groote be
dachtzaamheid, in een woord, meestal tot het tegenovergestelde van
het -geen de Duitschers, //tollkiihnheit" noemen, leidt, wie zal het
wraken Eer en goede naam staan op het spel.
De verkenning op den 16<ten Februari wordt, op bladzijde 247
en volgende, zeer goed beschreven. Ze had ook buiten het daar