33 werkelijkheid gebracht, moet dus in de plaats komen van practische ondervinding; maar orn de oefening aan de werkelijkheid nabij te brengenmoet die met verstand worden geleid. Dat men het dan zeer ver kan brengen hebben de Pruisische legers bewezenmen kan toch niet zeggen, dat die troepen vóór 1866 zoo veel oorlogsonder vinding hadden opgedaan, en toch zieii wij dat leger een veldtocht schitterend ten einde brengen en bewijzenwat goede oefening ver mag; wel gaf het achterlaadgeweer in handen der Pruisen een be langrijk overwicht, maar naar mijne meening zou de uitslag zooniet geheel dezelfde, dan toch niet veel beter voor de Oostenrijkers zijn geweest, al waren ook zij met achterladers gewapend geweest. De oorlog met Frankrijk heeft voldoende aangetoond, dat, in alles wat het leger betreft, Pruisen thans aan het hoofd staat der verschillende staten. Zonder de belangrijke voordeelen van eene bewapening met snel en juist schietende vuurwapenen ook maar eenigszins gering te schatten, beaam ik volkomen de meening aan het hoofd van mijn opstel geplaatst: //Niet de werktuigen, niet de spanning der kruit- gassen op deze of gene wijze verhoogdniet de volmaking der mid delenmaar persoonlijke moed en intellectueele ontwikkeling, de getalsterkte der troepen, de leiding en de bekwaamheid der aanvoer ders blijven de hoofdelementen tot de overwinning." Persoonlijken moed kan men een leger moeielijk door reglemen taire bepalingen inboezemen, ofschoon eene goede vorming en vooral tucht dien moed zeer kunnen verhoogen; maar intellectueele ontwik keling der minderen en bekwaamheid der aanvoerders zijn grooten- deels afhankelijk van de ontvangen leiding. Reeds vroeger heb ik in groote trekken uiteengezethoe naar mijne meening de oefening moet worden geleid ze moet veel breeder veel ruimer worden opgevat, dan tot heden geschiedde. Volmaakt zal de oefening wel nooit kunnen wordendaartoe stuit men op te groote, onoverkomelijke bezwaren; door vereeniging van groote troe penmassa's in kampen kunnen echter vele dier bezwaren opgeheven worden, maar ook dan nog zal de oefening weinig nut hebben, wan neer niet een deugdelijke voorbereiding is voorafgegaan d. i. //als het oog zich vooraf practisch heeft gevormd tot juiste opvatting en beoordeeling van hetgeen geschiedt; om hiertoe te geraken, be hoort de praktische beoefening der tactiek dagelij kscli werk te zijn In het. werkje: De Infanterie van het Oost-Indische Leger, bij Bruining Wijt, Batavia 1871, Hoofdst. II.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 40