422 schoon de geneesheer hem voor ongeneeslijk hield genas hij als hei ware onder de handen wegen was binnen zes weken hersteld, doch eeuigszins krom gegroeid. Gedecoreerdmet riddersoldijen met een goed pensioenis hij later naar zijne haardstede terug gezonden. Voor hij geheel hersteld was, heb ik hem wel eens bij mij laten roepen, eensdeels om te vernemen wat hij van het sneuvelen van den luitenant Schelfhout wist, waarbij hij in de tirailleurlinie was, an derdeels om zijn eigen wedervaren. Hij raakte daarbij altijd in vuur, vroeg om een geweer, en wees hoe hij zich geweerd hadom zich de Bonieren van het lijf te houden, terwijl hij, bij het einde dan uitriep: //Kornel, ontong koinpagnie adjar baris bajonet, tjoba tida, saija matie;" vrij vertaald: //Het was mijn geluk, dat ik ba- jonetschermen geleerd had; zonder dat, had ik er zeker het leven bij verloren." Het verlies van onze zijde wordt door den schrijver, op bladzijde 253, met één doode en één gekwetste meer opgegeven, dan in het journaal, dat dadelijk na terugkomst, naar de opgave der verschillende korpsen, ingeschreven werd, en dus moet geacht worden juist te zijn. Ook raakte nog een geheel opgetuigd kavalleriepaard zoekdat vermoedelijk in handen der Bonieren is gevallen. De tocht op de 18<len Februari heet in het journaal eene tweede verkenning, die noodig geoordeeld werd, uit aanmerking van de ver kregen resultaten bij de verkenning op den 16l!«" te voren. Of het voornemen bestond, om ook de hoofdplaats, zoo mogelijkte nemen, weet ik niet, doch acht hel waarschijnlijk, ook dewijl het den vol genden dag Z. M. geboortedag was, en het zeker elfect zoude hebben gemaakt, dien met eene luisterrijke overwinning te vieren. In het journaal luidt het: //dat die verkenningwanneer het terrein en andere omstandigheden het zouden toelatenzich tot aan de hoofdplaats Boni zoude uitstrekken." Dien opmarsch heb ik noch aan-, noch afgeraden; ik ben er zelfs niet over gehoord. De kommandaut der expeditie maakte er mij mede bekend, nadat de orders daartoe reeds waren uitgevaardigd. Het direct bevel over alle troepen had die Generaal-officier zich voorbehouden en voor zoo ver mij bekendhad geen der komrhan- deerende officieren eene bijzondere opdracht, bevel of instructie ont vangen hoe bij voorkomende gevallen te handelen. Alles zoude op het terrein worden geregeld. Bij het gevolg rijden, waar reeds voldoende officieren warenwas onnoodig. Ik begaf mij dus naar A-J- 's2/£-t~ .- *-^-;S H i- S

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 429