425 altijd den moed haddenom hunnen plicht te doenkan ik mij door geen naamlooze lasteraar laten betwisten. Om tot de verkenning en den daarna belegden raad terug te ko men beiden zijn aan de bevoegde autoriteit gerapporteerd. Het verrichte zal wel naar behooren verantwoord zijnalthans ik kan mij niet herinneren, dat daarop later eene afkeuring is gevolgd. Van een tocht naar Boni was volgens het journaal niet afgezien. Om dien te vergemakkelijkenwerd de maïs afgekaptop den 19leil des morgens, waarbij de troepen onder het bevel van den lui tenant-kolonel Kellermann gesteld waren. De directie over het weg kappen was opgedragen aan den kapiteinchef der expeditionaire geniedie zich daarbij door de kompagnie sappeurs moest doen assis- teeren. Van deze laatste bijzonderheid vind ik door den schrijver geene melding gemaakt op bladzijde 260. De 400 koelies, voor dat werk gebezigd, waren Madureezen, met lange lansen gewapend. Die poging tot opruiming kostte ons een doode en veertien gewonden, en daar het verkregen voordeel m. i. niet tegen dat verlies opwoog, liet ik, na inmiddels het kommando dei- expeditie te hebben overgenomendat werk dadelijken voor goed stakeen. Ook des te eer, daar ik het voornemen had opgevat, om van dat voor den vijand gewaande voordeel juist tegen deze gebruik te maken, zoo als ook later geschied is. Er is bij die gelegenheid nog al scherp gevochtenen het geweer vuur was ook weder oorverdoovend, Dat daarbij, zooals de schrijver op bladzijde 263, volgens opgave van een ooggetuigezegt, de tirailleurs, bij een der woeste aanvallen door de Bonieren terugge dreven werden en de spanning een oogenblik groot was, is mij niet bekend. Ook het journaal spreek er niet van, en ik heb er ook nooit iets van gehoord, hetzij van den luitenant-kolonel Kellermann of van een der andere officierendie daarbij tegenwoordig waren zoodat het niet onwaarschijnlijk moet geacht worden, dat de oogge tuige minder juist gezien heeft. Terwijl dus gevochten en maïs gekapt werd, was de kommandant der expeditie, geheel alleen en ongewapend, zegt het journaal, naar de voor de veldwacht en buiten de voorposten gelegen kampong Badjoa gegaan, die den avond te voren op eene onverklaarbare wijze was in brand geraaktten einde in persoon te onderzoekenof het nog smeulende vuur, ook gevaarlijk voor het bivouac konde zijn. Ik houd mij, na nauwgezet onderzoek, ten stelligste overtuigd, dat die kampong door Bonieren met een boosaardig doel was in brand ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 432