stoken, zooals zij dat, gedurende den loop der expeditie, meerma len deden. De daar de veldwacht kommandeerende kapitein (nu luitenant kolonel) J. van Leijdeu maakte zwarigheden om hem buiten den voorpostenketen te laten, en,vroeg o. a. ook om hein zelf temogen vergezellenhetgeen evenwel werd afgewezen. Volgens opgave van den kommandant der expeditie, en zoo staat ook in het journaal aangeteekendwerd hem, nauwelijks eenige passen in de kampong geavanceerd zijnde, door een achter het struik gewas verborgen vijand, a bout portant, een schotwonde toegebracht in den linker bovenarm. Onderzoek van het terrein heeft geen resultaat opgeleverder was niemand te zien. Toen ik het vernamen mij naar het gezamenlijk logies, ook wel hoofdkwartier genoemd, spoedde, kwam de gewonde, geleid door twee officieren, daar juist aan, en vertelde mij in korte woorden het gebeurde, zooals hier aangeteekend is. Bij het leggen van het eerste verbanddoor den chef van den geneeskundigen dienst bij de expe ditie, Scholl, geassisteerd door nog twee geneesheeren, wier namen ik mij niet meer kan te binnen brengen, was ik, althans gedeeltelijk, tegenwoordig. Er was toen daarbij geeu sprake van een verbrijzeld maar een eenigszins gesplinterd bovenarmbeen en van eene belang rijke vleesch wonde. Op mijne vraag verklaarde toen de genoemde geneeskundige chef, dat de kommandant der expeditie in zes weken weder hersteld konde zijn, en die herstelling best op het ziekenschip koude afwachten. Dit verschil is evenwel voor de geschiedenis van luttel belaug, eu hun, die het van belang achten, zal het niet moeielijk vallener bij onderzoek het juiste van te weten te komen. Ingevolge artikel 15 der iustructie werd mij het kommando der expeditie overgegeven en op het verlangen van den afgetreden bevelhebber vertrok hij met de Amsterdam, die repareereu moest, op den 24st™ Februari daaraan volgende, naar Soerabaja. Ik zoude geene vrijheid gevonden hebben om daarvoor anders een stoomschip te doen bestemmen. Omtrent die verwonding schijnen al spoedig vreemde geruchten in omloop gekomen, en over de oorlogs- en koopvaardijschepen, evenais over al de bivouacsals een loopend vuurtje te zijn verspreid. Ook tot op Java drongen zij door, vermoedelijk met de Amsterdam over gebracht. Ik kreeg daar eerst kennis vaneenige dagen 11a liet vertrek van dien oorlogsbodem, toen ik aan den kolonel, komman- 426

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 433