427 dant der zeemacht bij de expeditieStaringaan boord van de Gedeh, ter reede Badjoa een bezoek bracht. Ze waren van dien aard, dat later op Java eene commissie van hoog geplaatste officieren, geassisteerd door een hoofd-officier als secretaris^ zoude zijn vereenigd, om een onderzoek naar den oorsprong (Jier geruchten in te stellen. Meerdere mijner ondergeschikten zouden daarover gehoord zijn. Of die commissie tot eenig resultaat, en zoo ja, tot welk, gekomen is, schijnt niet van algemeeue"bekendheid. Aangenomen dat die commissie werkelijk zitting genomen^ heeft en ik heb goede reden om dat te gelooven, heeft het mij altijd be vreemd, dat die commissie daarover ook mij niet eens,' hetzij mon deling of schriftelijk, gehoord heeft. Mij dunkt, ik was daartoe toch de aangewezen persoon als opvolger in het kommando ,^daar alles wat op officieel gebied verhandeld was, in de eerste plaats tot mij komen moest. Was men van meening, dat ik niet voor mijn gevoelen zoude willen uitkomen? Maar ik heb de waarheid altijd lief gehad, ofschoon ik er dikwijls, en ook ditmaal, niet veel zij bij gesponnen heb. Dacht men het tegendeel? Ik weet het niet, maar zooals ik gezegd heb, ik ben omtrent die geruchten nooit gehoord. Ook niet de kommandant der veldwacht, kapitein J. van Leijden zoo ik het wel heb. Hij toch kon omtrent de daadzaken de beste inlichtingen gevenwant hij was het laatst bij den kommandant der expeditie geweest, en was de eerste, of behoorde althans daaronder, die hem na zijne verwonding terugzag terwijl zijn bekende dienst ijver er borg voor was» dat hij met de omstreken zijnerwacht vol komen vertrouwd was. Ook de lt; luitenant aan die wacht (thans majoor) C. B. H. van Deutekom is daarover nooit gehoord. Doch genoeg over geruchten, die voor meerdere personen, waaronder ik ook roijzelven reken, ofschoon ik er ten eenenmale vreemd aan was, niet geheel zonder onaangename gevolgen zijn gebleven, terwijl ze verder niet weinig bijgedragen hebben, om de geheele eerste expe ditie, die er niet minder onschuldig aan was, en hare_verrichtingen, zij het dan niet algemeen, dan toch bij vele, en daaronder hoogge plaatste personenzoo wel in Nederland als hier in ludiëgeheel onverdiend, in een zeker discrediet te brengen. Bij de tot dus verre geleverde, gevechten hadden de Bonieren zich de overwinning toegekend, of althans meenden ze, dat die twijfel achtig was geweest. Ons gedurig terugkeerenjhiaar Badjoa, gaf daaraan wel eene glimp van waarschijnlijkheid en zoo^ konden zij zich bij hunne naburen op de geleverde gevechten verhoovaardigen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 434