430 Ook lie bivouac- en wachthuttendie door de aanhoudende hevige regens zeer geleden haddenwerden weder bewoonbaar en zooveel mogelijk in orde gebracht, om de troepen althans eene droge slaap plaats te verzekeren. Yeel tijd om zich aan ledigheid te gewennen werd hun dus niet gelaten. Op den 28sten des morgens werd dan eindelijk, daar de weersge steldheid bijzonder gunstig en de bodem genoegzaam opgedroogd was, om snelle bewegingen der kavallerie toe te laten, de marsch naar Boni aangevangen op de wijze en in den vormzooals door den schrijver op bladzijde 283 en volgende zeer juist is beschreven. De d rie kolonnes of afdeelingen, hoewel onder mijne bevelen ver- eenigd, vormden ieder een afzonderlijk geheel met hare artillerie, kavallerie enz., zoodat elk geheel zelfstandig handelen kon. Als einddoel was Boni aangegeven, met den last tot wederzijdsche on dersteuning zoo noodig en om als bevelen ontbraken, altijd met het oog op het einddoel, naar omstandigheden tc handelen. Uit de verken ningen, en uit het gejoel en getier der Bonierenwas gebleken dat zij de hoofdmacht, tot verdediging van dat terreingedeelte bestemd, veree- nigd hadden langs den weg van Badjoa naar Boni, waarbij hun rech tervleugel leunde aan de kampongs Tjiloeë en Maloe, en de linker aan Laona en Tibodjong. Hoewel dat terrein tot op eenigen afstand van Badjoa op den ÏSH™ was opengekapt en gezuiverd, was het ver der op nog even dicht begroeid als vroeger. Kon men daardoor de stelling der Bonieren niet zienomgekeerd maskeerde die onze be wegingen voor hen. Hoewel nu het doordringen, langs dien weg zeer uitvoerbaar was, moest men daar op versperringen en kleine verster kingen (tampat koekoe geheeten) rekenendie niet zonder verlies opgeruimd en genomen koudeu worden, waardoor ook weder tijd zoude verloren gegaan zijn, en ik wilde met de minst mogelijke verliezen, en in den kortst mogelijken tijd, voor de hoofdstad verschijnen, waar, naar aller meening, alle krachten zouden noodig zijn. Daarom besloot ik zoo stil mogelijk af te marcheeren en de vijan delijke stelling om te trekken, welke beweging door het begroeide terrein, maar nog meer door de voor Badjoa liggende hoogte, aan het oog van den vijand onttrokken was, en den weg bezuiden Tjiloeë en Maloe te nemen, waar de terreinsgesteldheid grootendeels bekend was, en de linkerflank, door het veel meer open terrein, geen ern- stigen aanval te wachten had. Aan de beide kompagniën van het 14? bataillon de bezetting van Badjoa, die, met het doel om de Bonieren te misleiden, met een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 437