440 voordeel van hare wapens kan trekken. Behalve o. a. bij het En- gelsehe, Eransche en Zwitsersche leger, is zij ook bij het Nederland- sche leger reglementair voorgeschreven. Ook volgens Eustow zoude de formatie op twee gelederen de doelmatigste zijn voor de tegenwoordige infanterie. Bij het Pruisische leger heeft men daarentegen de rfrzVgelederen- stelling, terwijl het derde gelid dan, zoo noodig, voor de tirailleur linie wordt gebruikt. De voorstanders hiervan beweren en wellicht te recht dat de twee-gelederenstelling niet duurzaam en onveran derlijk genoeg is, want wanneer in het eerste of tweede gelid manschappen buiten gevecht worden gesteld, moet hunne plaats kunnen worden aangevuld, als men geene openingen wil zien ontstaan of de frontbreedte verminderen. Het derde gelid nu moet die ope ningen aanvullen. De heer Evenwel is van meeningdat de liniestelling bij hare voordeelen ook nadeelen heefthetgeen hem de voorkeur doet geven aan eene gebroken linie, zelfs met behoud der in ons infanterie-regle- ment voorgeschreven ruimte van 2 a 4 pas tusschen de kompagnien. Die gebroken linie acht hij voor den frontmarsch noodig. Wij ook, maar waartoe deze opmerking Zal een aanvoerder le veldedie ziet dat een reglement minder goed is, zich daaraan binden, wanneer hij zelf in het belang van den troep eene betere formatie weet Dat zoude al eene zeer bekrompen opvatting zijn. Het verdubbelen van het bataillon is eene formatiedie den over gang vormt van de linie- tot de kolonne-stelling en ook de voordeelen van beide tormatiën zooveel mogelijk tracht te vereenigen. Tegen kavallerie heeft men door deze formatie meer verdedigings-vermogen, dan bij de twee-gelederenstelling. Is een van de beide vleugels niet tegen een of ander terrein hindernis aangeleund, dan kan men eene der kompagnien van het bataillon op eenige pasen achter dien vleugel in kompagnies-kolonne formeeren en zoodoende den bedreigden vleugel doen verdedigen. ffWil men aan den geest van het reglement getrouw blijven," zegt de Heer E. #dan kan men in het gevecht, zoowel bij aanval als verdediging, bij de voorste linie zijne bataillons niet verdubbelen. Men kan namelijk slechts ééné kompagnie voor het gespreid gevecht be stemmen en deze kan slecht ééue sectie, althans weinig meer, voor de tirailleur-linie bestemmen. Het is duidelijk dat dit veel te weinig is." Wie hiervan meer weten wil, leze de Studiën over infanteriereglementen in den Mil. Spectator van 1870 en 1871. P.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 447