445
overdrijving of het te hoog schatten der waarde van het tirailleeren.
Wordt dit niet met oordeel onderwezen, dan kan het gebeuren
zooals Rustow zegt dat men aan de verschillende terreinpunten
eene waarde toekent, die zij wel voor den tirailleur ot het tirailleur
peloton, maar niet voor de ageerende troepenafdeeling hebben.
Wordt het tirailleerenzooals het reglementair is voorgeschreven
te werktuigelijk onderwezen, dan worden vrijheid, zelfstandigneid
en oordeel van den soldaat belemmerd en kan deze zijne aandacht
niet wijden aan de terreinvoorwerpendie voor hem van belang zijn.
Een tirailleur-reglement moet goed, en de daarin voorgeschreven
methode eenvoudig zijn.
Of ons tirailleur-reglement aan die eischen beantwoordt, geheel
beantwoordt, meenen wij te moeten betwijfelen. Hier is eene
kritiek op reglementen noodzakelijk, omdat het eene oefening geldt,
die men op het exercitie-terrein aan manschappen voornamelijk on
derwijst, eene oefening, die onze soldaten, minder ontwikkelde men-
schen dan officieren en aanvoerders, tegenover den vijand moeten
toepassen. Aan die oefeningen kan de kundigste generaal op het
oorlogsterrein weinig veranderen, zonder gevaar te loopen, dat die aan
het reglement hangende soldaten hem niet zullen begrijpen. Men
kan eene gevechtsformatie veranderen, of de indeeling der troepen
en de.sterkte der bataillons en kompagnien wijzigen; en de soldaten
zullen hunne kennis van het exercitie-reglement even goed toepassen,
als wanneer in het bovenstaande stipt het reglement wordt opgevolgd:
maar den soldaat in den oorlog met spoed iets te leerenwaarvan
hem de beginselen niet eerst werktuigelijk op het exercitie-veld zijn
onderwezengaat moeilijk.
De sterkte der groepen 4 man, waarvan er een aanvoerder is
komt den heer E. te gering voor. Bij uitzondering zal men bij
eiken groep een aanvoerder vinden die haar weet te leiden en bo
vendien door de linie in zoovele kleine ondefdeelen te splitsen de
beweging niet eenvoudiger maken dan bij sterker groepen. Om van
eene goede leiding der tirailleur-groepen verzekerd te zijn, moet men
die niet aan soldatenmaar aan korporaals en liefst aan onder
officieren opgedragen. Daarom make men de groepen sterker, split se
de sectien in zooveel groepen als er onderofficieren en korporaals bij
zijn. Eerst bij gebrek aan gegradueerden geve men de leiding der
groepen aan soldaten,
Met deze opmerking van den heer E. kunnen wij óns zeer goed
vereenigen; maar niet minder met eene andere, als hij zegt: