467
steldenhetgeen slechts ééns plaats hadwerden ze naar Badjoa
medegenomen en verhoord, ook soms door of van wege den com
missaris
Veel nieuws of bijzonders kwam men niet van hen te weten. Na
verhoord te zijn ontvingen ze in den regel ieder f 2,50, wat rijst,
zout en tabakwaaraan in Boni groot gebrek waswerden ze bo
vendien voorzien van eenige der manifesten waarover ik vroeger
spraken des avonds of des morgens voor het aanbreken van den
dag weder veilig buiten de voorposten gebracht.
Op den 20 Maart werden door eene vrij sterke veldontdekking
o. a. aangebracht zes personen, waaronder eene zogende vrouw, die
in een maïsveld waren overvallen. Toen men. door hun verhoor niet
wijzer geworden was en ze voorzien waren van het noodige, liet
ik ze nog eens bij mij brengen om ze door den tolk eenige wel
willende woorden toe te laten sprekenalvorens ze bij de invallende
duisternis buiten de voorposten te laten voeren. Bij die gelegenheid
wierp zich bedoelde vrouw, die nog een zeer jong kind te huis
scheen te hebben, voor mij op de kniëen en verzocht bij de expe
ditie te mogen blijvenomdat allen die in onze handen geweest
waren, op last van koningin en hadat, ter dood werden gebracht-
Op die wijze werd de afzondering, waarin wij waren, gehandhaafd.
Die vrouw, wier vrees voor den dood grooter was dan de liefde
tot haar kroost, aanhouden, was evenwel niet doenlijk, en in de
hoop, dat ze zich het dreigende doodsgevaar grooter heeft voorge
steld dan het in werkelijkheid was en zij dus het gevreesde lot
zal ontkomen zijn is zij met hare lotgenootentoen het donker
was, buiten de voorposten gebracht en haar dus de gelegenheid
gegevenongezien tot de haren terug te keeren.
De Gouvernements-commissaris de Perez die zich op de reede van
Badjoa aan boord van het schip Eerdinandina Emma bevond, gevoelde
zich omstreeks half Maart eenigszins onwel. Dit vernemende, bracht
ik hem den 15e een bezoek om naar zijne gezondheid te informee-
ren. Het was een zwaarlijvig en op het uiterlijke volbloedig man
en ik vermoedde daaromdat wellicht gebrek aan beweging de oor
zaak van de ongesteldheid was. Ik verzocht dus den commissaris
aan den wal te komen en het bij mij voor lief te nemenwaartoe
reeds een vertrekje, zoo goed ingericht als op een bivouac doenlijk,
gereed gemaakt was. Daar was gelegenheid tot eene wandeling, een
toer te paard, des gewenscht een partijtje, en meer aanspraak dan
aan boord. De commissaris nam dat gaarne aan en zoude daarvan