469 verwikkelingen. Ik gaf hem kennis van het overlijden van den commissaris de Perez en zond hem een stoomboot orn hem afteha- leuten gevolge waarvan de commissie op den 25e Maart zich te Badjoa constitueerde. In deel 2, bladzijde 73, stelt de schrijver die zaak in het juiste licht, hetwelk hem bij het schrijven van zijn eerste deel schijnt te hebben ontbroken of toen over het hoofd is gezien. Bij zijne komst te Badjoa ontving de Gouverneur geenerlei eerbewijs, doch ging ik hem zelf ontvangen en naar het voor hem bestemde logies, vroeger den Heer de Perez toegedacht, geleiden. Hij deelde mij mede, dat hij zich den volgenden dag het officiers korps wenschte gepresenteerd te zien. Daartegen had ik bedenkingen, want hoewel die presentatie vroeger aan den commissaris had plaats gehad, was de Heer Schaap geen commissaris, maar slechts lid der commissie, dienaar mijn oordeel geen aanspraak op zulk eene voorstel ling had. Die voorstelling toch kon uit den aard der zaak, daar het hier het geheele officiers-korps, ook dat der marine van de expeditie be trof, niet anders plaats hebben dan door den kommandeerenden officier der expeditie, die zelf lid der commissie was. Wel kon dat door den in rang volgenden officier, zijnde de kolonel kommandant der zeemacht Staring geschiedenmaar alleen had de" heer Schaap geenerlei gezag en als de kommandant der expeditie daarbij moest tegenwoordig zijn, trof die voorstelling geen doel en was zij letter lijk een halve maatregel, daar die met het officiers-korps al lang bekend was. Ik stelde voor, om dat vraagstuk van étiquette uit te maken, door met hem op de bivouacs een bezoek aan de officieren, korpsgewijzete brengen, als wanneer ik hem die door den korps chef bij wijze eener beleefdheid zoude doen voorstellen, en zoo des gelijks op de oorlogschepen. Na eenig tegenstribbelen nam de heer Schaap, die al eenigzins ontstemd scheendat hij zonder kanonschoten of ander eerbewijs ontvangen was, daarmede genoegen en den volgenden dag had dat bezoek en de voorstelling op de omschreven wijze plaats. Ik meen dat hem niet te kort gedaan isofschoon het tegendeel wel eens is beweerd. De Gouverneur van Macassar was voor de expeditie geen autoriteit, hij werd dat eerst op politiek gebiedin vereeniging met zijnen mede-commissaris, en nadat hij zich daarmede in commissie zoude hebben gesteld, buitendien had hij bij de troepen te velde geen aanspraak op eerbewijs. Op bladzijde 317 komt de schrijver nog eens terug op den ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 476