471 zeer vele zieken teldenvooral >de eersteen over bet algemeen zoo uitgeput warendat van hen geene verdere diensten meer te wachten waren, benevens de ambalance, waarin nog meerdere choleralijders waren. Den 10e April was de redoute in verdedigbaren' staat, en wel ge lukkig ook, want had het langer moeten duren, al was dat ook slechts acht dagen geweest, dan vrees ik wel, dat het er niet toe zoude gekomen zijn. Zonder overdrijving kan gezegd wordendat 3/4 der expeditie toen ziek was. Den lle, na den vorigen dag de bevelen van het legerbestuur te hebben ontvangen bij marginaal rescript dd. 23 Maart 1859 no. 1 op mijn schrijven van den 3e dier maand no. 139, om niet zonder machtiging met de expeditie naar Java terug te keeren dan in den hoogsten nood, daar toch de verslagenheid onder de Bonieren zoo groot was en mitsdien eene staatkundige beslissing gemakkelijk moest te erlangen zijn, vereenigde ik de kommandanten van het 3e en 10e bataillon en de chefs van de genie en den geneeskundigen dienst bij de expeditie en stelde hun de vraag. //Of zij de aan den wal zijnde zoogenaamde gezonde troepen nog in staat achtten aan vallend op te treden? Artillerie, kavallerie en het 14? bataillon waren reeds geƫmbarkeerdgedeeltelijk reeds weg. Ofschoon mijne overtuiging op dat punt reeds gevestigd was, wilde ik toch nog al de aanwezige autoriteiten .die vraag stellen ten einde geene eenzijdige beslissing te nemen. Het antwoord, dat ik ontving, was eenigzins anders dan de schrijver op. bladzijde 328 mededeelt. De komman- dant van het 3e bataillon alleen verklaarde dat zijn bataillon nog in staat was eenen ernstigen aanval .pfteslaan. Allen verklaarden overi gens dat de troepen alle aanvallend vermogen verloren hadden en de chef van den geneeskundigen dienst bood aan, des verlangd daar van een certificaat onder aanbod van eede af te geven. Hoezeer ik geloof, dat het in hoogere bedoeling lag het verblijf te Badjoa te bestendigen, hield de ontvangen last dat niet bepaald in, maar alleen, dat er van geen eigenduukelijken terugkeer der expeditie naar Java sprake zijn kon. In hoever de legerbevelhebber binnen de grenzen zijner bevoegd heid met dien last gebleven was, seheen bovendien niet boven twijfel verheven te zijn. Immers, al wat door den expeditie-kommandant was bevolen en verricht, was volgens de instructie. (Artikel 13 is door den schrijver aan den voet van pagina 315 medegedeeld.) Die instructie tochhoewel door den legerbevelhebber ontworpen,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 478